• Bouwen aan een bètapaleis

    Over zeven jaar verrijst er een nieuw paleis voor de bètafaculteit op Zernike. Gevuld met tientallen collegezalen, honderden zuurkasten en kilometers aan labtafels. Een puzzel van jewelste, en de stukjes vielen niet zomaar op hun plek.
    in het kort

    Het ontwerp van de Zernikeborg is af. Over zeven jaar moet het nieuwe onderkomen van de faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen verrijzen op Zernike.

    Het wordt een enorm gevaarte van 260 meter lang, met vijf verdiepingen en een totaal vloeroppervlak van 62 duizend vierkante meter.

    Het gebouw wordt gevuld met cleanrooms, vergadercentra, collegezalen, laboratoria, zitkamers en binnentuinen. De vele ramen en het zigzagontwerp moeten voor veel licht zorgen.

    Op papier is de Zernikeborg in de afgelopen jaren wel een stuk groter geworden. Eerst werd nog uitgegaan van een oppervlak van 50 duizend vierkante meter. De extra ruimte is nodig, omdat FNW erg in trek is bij buitenlandse studenten.

    Het ontwerp had heel wat voeten in de aarde. 120 faculteitsmedewerkers werden erbij betrokken. Bovendien moest het gebouw aardbevings-bestendig en duurzaam worden gemaakt.

    Met het oog op die duurzaamheid komt het dak van de Zernikeborg vol te liggen met zonnepanelen en wordt het gebouw voorzien van zelfsluitende zuurkasten, warmte-koude-opslag, warmtewisselaars en led-verlichting.

    volledige versie

    Leestijd: 7 minuten (1169 woorden)

    Het ontwerp van de Zernikeborg, zoals het laatste megaproject van de RUG gedoopt is, is net af. Het gebouw met een totale lengte van 260 meter kronkelt zich een weg over de campus. De vijf verdiepingen zijn gevuld met cleanrooms, vergadercentra, collegezalen, laboratoria, zitkamers en mooie binnentuinen.

    ‘Het Research Cluster ligt in het hart van het gebouw’, vertelt Rien van Uitert van het VGI, de dienst die verantwoordelijk is voor alle gebouwen van de universiteit. Samen met Klaas Stoelwinder, projectmanager nieuwbouw bij de faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen (FWN), is hij een van de hoofdfiguren bij de bouw. ‘Het centrale deel kun je gebruiken voor bijeenkomsten, congressen en meetings. In het middenstuk komt ook een restaurant met 250 plekken. De studentenwerkplekken kijken uit op de campus en studenten kunnen vanuit de fietsenkelder, via de begane grond zo de collegezaal binnenlopen.’

    Groeistuipen

    Hoewel het een kolossaal pand wordt, zal het niet zo aanvoelen. Het zigzagontwerp zorgt ervoor dat er veel daglicht is. En de enorme glazen gevel laat dat licht toe tot diep in het gebouw. ‘Je kunt door al dat glas de binnentuin zo vanuit je kantoor zien’, vertelt Van Uitert. ‘Vijf jaar geleden zou je hebben gezegd: al dat glas, dat kost een hoop energie. Maar tegenwoordig is glas goed isolerend en zonwerend.’

    Zo’n anderhalf jaar geleden werd het pand voor het eerst gepresenteerd door de faculteit. Toen was het voorontwerp klaar, dat vooral de contouren en het formaat van het gebouw laat zien. Nu is ook de indeling rond. Maar sindsdien is het faculteitspaleis wel wat gegroeid. Toen werd er nog uitgegaan van 50 duizend vierkante meter. Dat is uiteindelijk 62 duizend vierkante meter geworden.

    ‘Dat heeft onder andere te maken met de studentenaantallen, die enorm groeien door de Engelstalige opleidingen. We gingen toen uit van 800 bachelorstudenten en zo’n 300 masterstudenten. Dat is nu opgeschaald naar 400 masterstudenten en ruim duizend bachelors’, vertelt Stoelwinder.

    FWN is opeens erg in trek bij buitenlandse studenten. Maar is de huidige instroom voldoende reden om een pand duizenden meters groter te maken? Ook nu het onderwijs steeds meer afscheid neemt van massale hoorcolleges? ‘De inschrijvingscijfers gaan op en neer’, geeft Stoelwinder toe. ‘Op basis van de instroomgegevens die je nu hebt, heb je enige zekerheid tot aan 2019. Maar dan is nog maar net de eerste fase van de nieuwbouw gereed. Dus wat gebeurt er in de tweede fase? Blijft het zo, of duikt het enorm naar beneden en bouwen we nu te veel? Dat kun je niet voorzien.’

    Voor de universiteit was het in elk geval genoeg reden om het budget te verhogen voor extra studenten­voorzieningen. Maar het zijn niet alleen de studenten die verantwoordelijk zijn voor de groei. ‘We hebben besloten de lucht­behandelings­installaties toch niet buiten neer te zetten en we hebben kelders onder de cleanrooms geplaatst’, begint Van Uitert. ‘We hebben een aantal bijeenkomsten gehad waarbij er steeds weer dingen werden toegevoegd en geschrapt. Maar we zijn wel heel streng geweest. In de ruimte die we hadden gepland voor studenten en medewerkers is geen verandering gekomen. Als we daar niet strikt op waren geweest, had er mogelijk 70 duizend vierkante meter gestaan, in plaats van 62.’

    Klaar voor aardbevingen

    En er is nog iets veranderd in die anderhalf jaar. De grond begon opeens flink te schudden. Aardbevingen komen in Groningen nu regelmatig voor en daar moet alle nieuwbouw op worden voorbereid. ‘Gelukkig had de constructeur al vrij vroeg de vraag opgeworpen wat we tegen de aardbevingen moesten doen. We zaten op het goeie moment. In tegenstelling tot de Energy Academy, waar de bouw pas zes maanden later van start is gegaan omdat het hele constructieve deel moest worden aangepast’, zegt Van Uitert.

    Duurzaam

    Duurzaamheid staat voorop bij de RUG. En daar is bij het ontwerp van de Zernikeborg ook rekening mee gehouden. Er wordt flink ingezet op het besparen van energie. Onder meer door zelfsluitende zuurkasten, aansluiting op twee bronnen voor warmte-koude-opslag en het gebruik van warmtewisselaars. En overal komt led-verlichting. Zelfs in de laboratoria, en dat is bijzonder.

    Het dak komt vol te liggen met zonnepanelen, zegt Stoelwinder. ‘Dat neemt FWN voor z’n rekening. We weten nog niet hoeveel procent van het energieverbruik dat oplevert. Ik heb een berekening aangevraagd, want ook ik wil wel weten in hoeveel jaar we dat kunnen terugverdienen.’

    Binnen de universiteit is het doorgaans niet lucratief om zonnepanelen te plaatsen, omdat de RUG zijn stroom tegen uitzonderlijk laag tarief inkoopt. Daardoor laten de investeringen in zonnepanelen zich niet snel terugverdienen. ‘Maar vanuit duurzaamheid en het imago waarmee de RUG zich wil profileren, ben je bijna wel verplicht om in zonnepanelen te investeren.’

    Eerder wilde de RUG nog een Breeam-keurmerk binnenslepen om de duurzaamheid mee aan te tonen. Maar daar ziet de universiteit toch van af. ‘We gaan niet meer voor het echte papiertje. We willen de score wel halen, maar niet meer laten certificeren. Het is een ongelooflijk administratief gedoe en het schiet z’n doel een beetje voorbij’, legt Van Uitert uit.

    De Zernikeborg krijgt flink wat extra meters door de ‘horizontale verstevigings­velden’, vloerwanden die de klappen moeten opvangen. De normen voor aardbevingsbestendig bouwen zijn in de tussentijd verschillende keren naar beneden bijgesteld. Maar daar houdt het ontwerp geen rekening meer mee. ‘Andersom was natuurlijk erger geweest’, zegt Van Uitert. ‘Als de normen verzwaard waren, dan hadden we nu een gebouw gehad dat niet zou voldoen. Maar als de norm lichter wordt, kan het alleen maar meevallen als er een aardbeving komt.’

    Wel is het aardbevings­bestendige ontwerp iets eenvoudiger geworden dan eerst de bedoeling was. Van Uitert: ‘We hadden het idee dat de NAM het niet zou vergoeden als we boven de norm zouden gaan zitten.’ Dat gebeurt nu wel omdat de nieuwe berekeningen volgens de laatste norm zijn, en daarmee valt het gebouw niet veel duurder uit dan eerst werd geschat.

    De laboratoria krijgen trillingsarme vloeren om het onderzoek niet te verstoren. Maar tegen aardbevingen zijn die niet opgewassen. ‘Daar kun je niets voor bouwen, daar is niets tegen te doen’, zegt Van Uitert.

    120 ‘architecten’

    Van Uitert en Stoelwinder benadrukken dat de gebruikers van het pand – de docenten en onderzoekers – hebben meegedacht over de indeling. ‘Zo’n 120 mensen vanuit de faculteit hebben een bijdrage geleverd in wat voor vorm dan ook. We hebben veel individuele gesprekken gehad om over de indeling na te denken’, vertelt Stoelwinder.

    Heel anders dan bij de Linnaeusborg. ‘Daar gingen we uit van het ontwerp van een architect die een prijs gewonnen had. En hier hebben we de architect verboden om ook maar een streep op papier te zetten, voordat wij erbij waren en hij een opdracht had. In overleg met alle gebruikers hebben we er vanaf de eerste streep bijgezeten. We hebben niet een soort konijn uit de hoed gekregen, waarvan we later zeiden: dan moeten we maar kijken hoe we daar alles in kwijt kunnen.’

    Aan tafel zitten met 120 individuen heeft echter ook z’n nadelen. Je hebt dan ook te maken met 120 verschillende meningen. ‘En dan ook nog een keer de nukken van de verschillende instituten. Het is af en toe wel zwaar geweest’, zegt Stoelwinder. ‘Maar ik heb wel eens gedacht: ik krijg weinig negatieve feedback terug. Want we lossen het wel steeds weer op tot ieders tevredenheid. Het is niet zo dat er dingen in de lucht blijven hangen. Begrijp me goed, die instituten doen niets anders dan hun eigen belangen verdedigen. En dat moet ook, zo hoort dat ook. Maar die belangen botsen wel eens. Daar heb ik het wel eens moeilijk mee gehad, om daar tussendoor te laveren. Het heeft een hoop energie gekost. Maar het is wel altijd weer opgelost.’

    ‘Het resultaat telt’

    Het ontwerpteam heeft wat dat betreft ook het nodige voor de kiezen gehad, zegt Van Uitert. Die moesten steeds weer de plannen aanpassen, omdat er keer op keer veranderingen werden doorgegeven.

    ‘Dat gaf ook wel echt spanning. Want de planning stond onder druk. Elke maand kost een vermogen. Maar wat telt is het resultaat, dus hebben we wat betreft de indelingsvarianten geen concessies gedaan. Maar we hebben een behoorlijke puzzel gehad om iedereen het juiste plekje te geven, dat iedereen de buren heeft die hij wil.’

    Maar de indeling staat er, en daar zijn ze trots op. De werkplekken, ontmoetingsruimtes, pauzeplekken, plinten, stopcontacten en luchtkanalen hebben allemaal een plek gekregen. Stoelwinder: ‘Dat is het mooie aan zo’n complex project. Ondanks de soms tegengestelde belangen zijn we er samen uit gekomen. Het is nooit zo geweest dat we het niet eens konden worden. Dus wat dat betreft geeft dat een goed gevoel.’