• Fantoombaby

    Hij spert z'n mondje wagenwijd open. De moederkoek bungelt slordig omlaag. De fantoombaby uit het UMCG vond een laatste rustplaats tussen de stellingen van het depot.

    De baby is al oud,  35 jaar misschien, of zelfs veertig. Maar het is een taaie rakker en dat moet ook wel als je al zoveel bevallingen hebt doorstaan. Wanneer je fontanellen zijn samengeknepen door de onhandige vingers van beginnende geneeskundestudenten en je navelstreng met opzet om je nek is gewikkeld.

    Gelukkig is hij van zeemleer. De houten wervels van zijn ruggegraat zijn duidelijk voelbaar onder de stof, die glad en glimmig is geworden door de vele vingers die ze hebben bevoeld. Het openstaande mondje is bekleed met zacht schuimrubber. De moederkoek – een plat, rond vleeskleurig kussen – kun je zo loshaken van de navelstreng.

    ‘We hebben deze nog niet eens zo heel lang geleden gekregen van de afdeling verloskunde van het UMCG’, vertelt Rolf ter Sluis, die niet alleen directeur van het Universiteitsmuseum is, maar ook beheerder van de medische collectie. De baby moet zelfs nog officieel worden ingevoerd in het ‘systeem’.  ‘Maar de eersten werden vanaf het jaar 1700 gebruikt.’

    Slachtoffers

    Want – ontdekten artsen in de loop van de achttiende eeuw – het is best handig als je wat hebt kunnen oefenen voordat je probeert een bevalling te leiden. Voor die tijd waren geboortes het domein van de vroedvrouwen, maar na 1700 veranderde dat langzaam maar zeker. Niet per definitie ten goede van de barende vrouwen overigens. Want waar vroedvrouwen wisten wat ze deden, hadden de – mannelijke – hoogleraren en doktoren vaak vooral theoretische kennis. En ook nog eens weinig besef van hygiëne.  Weet je nog? Hoe de arts Ignaz Semmelweis pas in 1847 ontdekte dat er een stuk minder vrouwen doodgingen aan kraamvrouwenkoorts als de studenten uit zijn ziekenhuis hun handen wasten? De opeenvolging van een college praktische anatomie en het assisteren bij een bevalling heeft heel wat slachtoffers geëist.

    Missie

    In Groningen begon het praktische onderwijs in de verloskunde met de benoeming van hoogleraar geneeskunde Willem Sänger in 1867. Hij begon zijn missie door zijn studenten  de kans te geven zelf te assisteren bij bevallingen in plaats van alleen maar toe te kijken. En in de jaren negentig kwam daar het ‘fantoom’ bij: een houten, met leer bekleed bekken, inclusief baarmoeder, waarmee de studenten konden oefenen. Plus fantoombaby.

    Ook van zo’n houten bekken staat er nog eentje in het depot. ‘Zie je?’ wijst Ter Sluis nadat hij de zeemleren baby aan de bovenkant in de baarmoeder heeft geduwd. ‘Daar kun je de vagina openritsen. En zo’ – hij duwt het hoofdje omlaag – ‘zie je hoe de baby een draai moet maken.’

    Sängers studenten – onder wie Aletta Jacobs – vonden het in elk geval fantastisch. ‘Vooral de oefeningen op het phantoom zullen we steeds beschouwen als behoorende tot onze aangenaamste en meest leerzame colleges’, schreven ze in de studentenalmanak van 1895.

    Buikwand

    Of dat hetzelfde oefenapparaat is waar de veel jongere zeemleren fantoombaby nu aan gekoppeld is, is niet zeker. De onderkant ervan is behoorlijk oud, weet Ter Sluis, terwijl zijn vingers over de houten constructie glijden. Dus het zou kunnen dat Aletta herself hier ook nog naast heeft gestaan. Maar het is ook duidelijk te zien hoe andere delen zijn opgeknapt en opnieuw bekleed. En dat geldt zeker voor de nepbaarmoeder en de leren flap die je over de holte kunt trekken en die de buikwand van de moeder simuleert. Zeer beslist twintigste eeuws.

    Want het is nu eenmaal een bijzonder effectieve methode om studenten te leren hoe een bevalling in zijn werk gaat. ‘Je kunt simuleren dat de navelstreng om de hals van de baby zit, of dat hij in een stuit ligt en dat vervolgens oplossen.  Hoe je het ook wendt of keert, zo’n bevalling is gewoon een vrij mechanische bedoening, zegt Ter Sluis. ‘Ze gebruiken die fantomen nog steeds.’

    Net als zeemleren baby’s. Voor ongeveer 1100 euro heb je er eentje. Gloedjenieuw.