• Rijke verenigingen, arm bestuur

    Op een houtje bijten

    Het gaat de studentensport- en studieverenigingen financieel voor de wind. Regelmatig wordt er zelfs winst gemaakt. Voor de bestuurders van die studentenclubs is het een heel ander verhaal: die vinden dat ze te weinig bestuursbeurs krijgen.
    in het kort

    Veel studentensport- en studieverenigingen staan er financieel prima voor, blijkt uit rondvraag van de UK.

    Regelmatig wordt er winst gemaakt. Slechts een enkele vereniging zegt wel eens verlies te draaien.

    De winst wordt gebruikt om buffers op te bouwen en extra activiteiten te organiseren voor de leden.

    In veel gevallen – vooral bij sportverenigingen – komt de winst vooral uit de bierverkoop.

    Ook profiteren veel verenigingen van sponsorgelden, al verschilt de beschikbaarheid van sponsoren per vereniging.

    Maar terwijl het de verenigingen voor de wind gaat, zijn hun bestuurders vaak ontevreden over de beurs die zij ontvangen.

    Het CUOS – dat deze beurzen toekent – zou vaker moeten herijken, vinden veel bestuurders. Maar volgens CUOS-voorzitter Matthijs Katz is dat niet haalbaar.

    volledige versie

    Leestijd: 11 minuten (2033 woorden)

    Uit een rondgang van de UK onder zestien verenigingen wordt al snel duidelijk dat ze het woord ‘winst’ niet graag in de mond nemen. Liever reppen ze van ‘positieve balans’ of ‘het geld dat we overhouden’. Dat neemt niet weg dat er over het algemeen geld overblijft. Vooral de bierconsumptie door leden kan een flinke duit opleveren.

    Slechts een enkele vereniging zegt wel eens verlies te draaien. Maar ook ‘verlies’ is een beladen term binnen verenigingen. ‘Verlies wil ik het niet noemen. We hebben dan meer geld nodig dan we oorspronkelijk hadden begroot’, zegt Luc Kauffmann, penningmeester van studievereniging GLV Idun (biologie, life science & technology).

    Verenigingen spreken niet graag van ‘winst’ of ’verlies’ omdat ze geen winstoogmerk hebben. Houdt een vereniging stelselmatig geld over, dan moet daar gewoon belasting over worden betaald. En dat doen ze liever niet. ‘We proberen elk jaar quitte te draaien, daar wordt altijd naar gestreefd’, vertelt voorzitter Theo Last van studievereniging Pharmaciae Sacrum (farmacie).

    Wie spaart, die heeft wat

    Maar wat gebeurt er dan als er toch geld overblijft? Sparen voor later, bijvoorbeeld. Alle zestien verenigingen doen dat met een deel van hun begrotingsoverschot. ‘We reserveren jaarlijks een grote som geld om in de toekomst bepaalde investeringen te doen’, vertelt Ben Oegema, fiscus van Gyas. Een van de grootste kostenposten van de roeivereniging is de aanschaf van nieuwe boten. ‘Hier gaat jaarlijks zo´n 70.000 euro naartoe’, aldus Oegema.

    Ook voetbalvereniging The Knickerbockers is met de toekomst bezig: ‘Afgelopen jaar hebben we wat geld op de spaarrekening gezet om een buffer op te bouwen. Hierdoor kunnen we calamiteiten opvangen’, zegt voorzitter Lars ter Morsche. Zo is een aantal jaar geleden het clubhuis van de vereniging afgebrand. ‘Met het extra geld hebben we ook leningen vervroegd afgelost die met de bouw van het nieuwe clubhuis te maken hadden’, vertelt hij.

    Doordat de verenigingen vaak een goede buffer hebben opgebouwd, is verlies draaien niet zo’n probleem. Voorzitter Stijn de Boer van tennisvereniging TAM: ‘Vaak wordt verlies gecompenseerd door winst op een andere plek in onze begroting. We hebben een spaarrekening met een buffer. Zo kunnen wij een verlies makkelijk opvangen, mocht het voorkomen. Maar verlies draaien gebeurt eigenlijk weinig.’

    Geen grote uitspattingen

    Doen verenigingen dan niks ‘leuks’ met het extra geld? Natuurlijk wel. Maar deze leuke dingen blijven binnen fatsoenlijke perken, als we de verenigingen mogen geloven. Studievereniging Chemische Binding (scheikunde) steekt haar winst niet alleen in investeringen, maar doet graag ook iets tastbaars voor haar leden. ‘De winst die we maken, wordt gereserveerd voor komende activiteiten’, vertelt Renske de Vries, commissaris extern. ‘Denk bijvoorbeeld aan ons lustrum in 2017.’

    STUFF, de studievereniging van filosofie, weet ook wel raad met de resterende extraatjes. ‘De laatste keer dat er een groot overschot was, werd besloten om het jaarlijkse kerstdiner gratis te maken. Normaal wordt daar een kleine bijdrage voor gevraagd. Geld is van de leden van STUFF, dus moet het ook aan hen ten goede komen’, vindt voorzitter Hidde Witteveen.

    Bier

    Waar komt al die winst eigenlijk vandaan? In de meeste gevallen is het antwoord op deze vraag heel simpel: bier. Voor het gros van de verenigingen met een eigen bar is de baromzet – samen met de contributie – de grootste inkomstenbron. Dit geldt vooral voor sportverenigingen: die hebben vaak een eigen clubhuis.

    Maar ook zonder eigen honk kan de bierconsumptie onder leden een aardige cent opleveren. ‘Met elk biertje dat je drinkt, sponsor je STUFF’, zegt Witteveen. ‘We houden onze filosofieborrels in een ruimte boven Cantina Mexicana, waar we zelf achter de bar staan. Vijf procent per drankje gaat naar de club.’

    De contributie is voor studieverenigingen geen vetpot. Het lidmaatschap kost vaak tussen de vijf en twintig euro per jaar. Voor sportverenigingen ligt dat anders: daar kan de contributie flink oplopen. Zo betalen eerstejaars Gyanen zo’n 259 euro per jaar.

    Sponsoren

    De meeste studieverenigingen halen hun grootste inkomsten uit sponsoring, al zijn sponsoren niet altijd even makkelijk te vinden. De gulheid verschilt per sector. Voor een studievereniging is het werkveld waarin de studenten terechtkomen belangrijk.

    STUFF heeft bijvoorbeeld veel moeite met het werven van geldschieters. ‘Veel filosofen komen terecht in het maatschappelijk middenveld, stichtingen met maatschappelijke vraagstukken’, vertelt Witteveen. ‘Die organisaties hebben geen geld over om ons te sponsoren.’

    Bij Chemische Binding is het een compleet ander verhaal. ‘Er zijn veel bedrijven die ons sponsoren’, zegt De Vries. ‘Er bestaat een kans dat onze studenten bij hen gaan solliciteren en dat maakt sponsoring interessant. Er zijn zelfs bedrijven die ons zelf benaderen.’

    Wisselende bedragen

    Ook onder sportverenigingen blijkt de welwillendheid van sponsoren nogal te variëren. Bij Gyas gaat het zeker niet vanzelf. ‘Weinig bedrijven hechten nog belang aan bijvoorbeeld shirtsponsoring’, aldus Oegema. ‘De meeste sponsoring halen wij uit ledendeals, recruitment en een sponsorcontract dat we hebben met onze kledingleverancier.’

    Bovendien merken studentensportclubs dat de sponsorbedragen steeds lager worden. ‘Op dit moment is het meer zo dat er op creatievere manieren wordt gesponsord en minder met grote bedragen, zoals enkele jaren terug’, vertelt voorzitster Veerle Bijkerk van hockeyvereniging GCHC.

    De volleybalstudenten van G.S.V.V. Donitas sluiten zich hierbij aan. ‘Zo’n 15 procent van onze inkomsten komt uit sponsoren. We hebben een groot netwerk van sponsoren, die elk jaar weer welwillend zijn. Wel merken we dat de bedragen de laatste jaren iets kleiner worden’, aldus voorzitter Robin Sluiter.

    Bij The Knickerbockers zijn de inkomsten uit sponsoring de afgelopen jaren juist flink gestegen, laat voorzitter Ter Morsche weten. Maar dat komt onder meer doordat de voetbalclub pas enkele jaren geleden een functie in het leven heeft geroepen die specifiek bedoeld is voor sponsorwerving.

    Arme bestuurders

    Terwijl verenigingen goed in de slappe was zitten, heerst onder veel bestuurders juist ontevredenheid over hun persoonlijke situatie. Meer dan de helft van de ondervraagde verenigingen vindt dat hun bestuurders te weinig bestuursbeurs krijgen.

    De hoogte van de beurs wordt onder meer bepaald door het aantal leden, welke activiteiten er georganiseerd worden en of de vereniging een eigen clubhuis heeft. Dit levert een bepaald aantal maanden bestuursbeurs op. Het totaalbedrag wordt verdeeld over het aantal leden van het bestuur.

    Problemen met herijking

    De klachten lijken vooral te maken te hebben met de herijkingen. Tijdens zo’n herijking wordt gekeken hoe de vereniging er op dat moment voor staat en hoeveel maanden bestuursbeurs daarbij passen. Zo’n peilmoment vindt nu om de drie jaar plaats en dat is te weinig, vinden veel besturen.

    Binnen deze drie jaar kan er veel veranderen binnen een vereniging, zegt Lars Mulder, voorzitter van studievereniging technologiemanagement (TeMa). ‘Wij zijn een jonge vereniging, waardoor de verdeling van de bestuursbeurs nog gebaseerd is op een aantal jaar geleden. Inmiddels zijn wij enorm gegroeid en besteden wij als bestuur veel meer tijd aan de vereniging. De hoogte van de bestuursbeurs die we nu krijgen, past hier niet meer bij.’ TeMa krijgt op dit moment negen maanden bestuursbeurs, wat neerkomt op een kleine vierduizend euro.

    Ook volleybalvereniging Donitas, die 8884 euro krijgt (twintig bestuursmaanden), vindt de frequentie van de herijking een probleem. ‘We zijn de afgelopen jaren gegroeid qua leden en ook zijn we dit jaar op het hoogste niveau van Nederland gaan spelen. Het aantal maanden dat we krijgen, past daarom niet meer bij de hoeveelheid werk die we nu hebben’, zegt Sluiter. Dit jaar vindt er weer een herijking plaats. ‘Dan wordt het hopelijk weer rechtgetrokken’, hoopt hij.

    Geen oplossing

    Een jaarlijkse herijking is volgens het Centraal Uitvoeringsorgaan Studentenorganisaties (CUOS) geen oplossing. ‘De belangrijkste reden is dat we het belangrijk vinden om een organisatie over een verloop van tijd te beoordelen’, zegt voorzitter Matthijs Katz.

    ‘Stel je voor dat je elk jaar een vereniging zou herijken en je hebt een kleine studievereniging die normaal jaarlijks een congres organiseert, maar in één bepaald jaar lukt dat niet. Zij zouden op dat jaar flink achteruitgaan in beurs. Als je zo’n vereniging controleert over een tijdsbestek van drie jaar, is het CUOS eerder geneigd om dat jaar voor lief te nemen en de punten alsnog toe te kennen voor het organiseren van congressen’, aldus Katz.

    Hij stelt dat er twee kanten aan de medaille zitten. ‘Het kan natuurlijk ook zo zijn dat je in zo’n herijkingsjaar toevallig meer leden hebt dan de twee jaren daarna. Dan zit je drie jaar vast aan een hogere beurs dan je zou hebben als je elk jaar getoetst werd.’

    Bovendien drijft het CUOS zelf op parttimers, vervolgt Katz. ‘Wanneer je elk jaar een herijking zou doen voor alle verenigingen, moet je een fulltime bestuur worden met vaste beleidsmedewerkers.’ Maar dat is niet te doen, aldus de CUOS-voorzitter. ‘Je wilt graag studenten in het bestuur, omdat ze dicht bij de verenigingen staan. Een parttime bestuur is dan sneller te vinden.’

    Verschillen tussen faculteiten

    Voor studieverenigingen is ook de overkoepelende faculteit van invloed op de hoogte van de beurs. Zo heeft Pharmaciae Sacrum het niet getroffen: farmacie hoort bij de Faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen, en daar is niet genoeg geld, aldus voorzitter Theo Last. ‘Daardoor krijgen wij maar 28 maanden (zo’n 12,5 duizend euro, red.) uitgekeerd, in plaats van de 34 maanden waar we recht op hebben. Dat is veel minder dan de verenigingen die bij de medische faculteit zitten. En dat terwijl wij het enige fulltime bestuur zijn.’

    Maar er zijn ook wel degelijk verenigingen die blij zijn met hun beurs. ‘Ik wist pas nadat we ingehamerd waren dat we een beurs zouden krijgen’, vertelt Witteveen van STUFF. De filosofievereniging krijgt negen maanden bestuursbeurs (pakweg vierduizend euro). ‘Wij zien de beurs als een kleine tegemoetkoming voor wellicht studievertraging of niet-behaalde vakken’, aldus de voorzitter. ‘Niet als een soort vergoeding voor al het werk dat je het hele jaar doet. Het is op vrijwillige basis.’

    Jeroen Westerbeek van Vesting, de studievereniging van econometrics & operations research, geeft Witteveen gelijk. ‘Je doet het niet voor het geld, maar voor de ervaring’, aldus de voorzitter van de vereniging die jaarlijks een kleine achtduizend euro ontvangt. ‘Maar als je al die uren als vakkenvuller bij de Albert Heijn zou werken, zou je natuurlijk meer verdienen.’

    Kostbare vertraging

    Een bestuursbeurs kun je zien als compensatie voor de studie­vertraging die optreedt doordat bestuurders zich inzetten voor hun vereniging. ‘Ik loop ongeveer een half collegejaar vertraging op. Dus vijf maanden’, vertelt voorzitter Robin Sluiter van volleybal­vereniging G.S.V.V. Donitas. ‘Het collegegeldbedrag dat hiermee gepaard gaat, is ongeveer even hoog als de bestuursbeurs, dus het wordt net gedekt’, zegt hij.

    Maar als bestuur maak je ook extra kosten, zegt Sluiter. ‘Zoals bestuurskleding en borrels waar je als bestuur min of meer verplicht naartoe moet. Ter voorbereiding op het jaar ga je een weekend weg met het bestuur. En je hebt hogere telefoonrekeningen dan normaal. Vanuit de vereniging zijn hier wel kleine vergoedingen voor, maar het dekt lang niet alle kosten.’

    Onderstaand rekenvoorbeeld – gebaseerd op Sluiters situatie – maakt duidelijk hoe weinig geld er nu echt overblijft voor dergelijke extra kosten.

    Totale bestuursbeurs G.S.V.V. Donitas: € 8884,00
    Bestuursbeurs per bestuurslid (8 leden): € 1110,50
    Collegegeldkosten bij half jaar studievertraging: € 992,00
    Geld voor extra kosten: € 118,50