• Wonderkind Whee Ky

    De arrogantie ontgroeid


    Hij was een wonderkind, een van de jongste promovendi ooit in Nederland. Deze week was Whee Ky Ma even terug in Groningen. ‘Ze gaven me die titel alleen, omdat ze wisten dat ik het vakgebied zou verlaten.’

    in het kort

    Whee Ky Ma promoveerde in 2001 op 21-jarige leeftijd aan de RUG op de snaartheorie. Hij was een van de jongste promovendi ooit.

    Meteen daarna verkondigde hij ‘uitgekeken’ te zijn op de natuurkunde en zich te richten op neurowetenschap. Hij ging het bewustzijn ontrafelen.

    ‘Grootheidswaanzin’ noemt hij dat nu. Hij had al die jaren nauwelijks aandacht gehad voor wat werkelijk bij hem paste en zijn sociale leven was behoorlijk ‘fucked up’.

    Tijdens zijn promotie stuitte het wonderkind voor het eerst op mensen die slimmer waren dan hijzelf. Hij vertoonde uitstelgedrag. ‘Ik had geen toekomst in de theoretische natuurkunde.’

    Nu is hij hoogleraar neuropsychologie en runt zijn eigen lab en geeft graag en veel onderwijs. Niemand weet meer hoe jong hij begon.

    Hij vindt het belangrijk om jonge wetenschappers te laten zien dat er niet één weg naar succes is. Onzekerheid en fouten horen erbij, zegt hij.

    volledige versie

    Leestijd: 12 minuten (1915 woorden)

    Grootheidswaanzin, daar had hij toch behoorlijk last van. Wat dacht hij nou eigenlijk? Dat hij het raadsel van het bewustzijn wel even zou ontrafelen? Embarrassing, als je erop terugkijkt, hoewel hij het op dat moment totaal niet door had. Niemand eigenlijk.

    Dertien jaar geleden is het dat het Groningse wonderkind Whee Ky Ma, een van de jongste promovendi ooit in Nederland, vertrok naar Amerika. De jongen die op zijn dertiende begon met zijn studie natuurkunde aan de RUG, op zijn zeventiende afstudeerde en vlot overstapte naar een promotieonderzoek. 21 was hij toen ie in 2002 promoveerde op de snaartheorie, de gruwelijk abstracte theorie die quantummechanica en zwaartekracht bij elkaar moest brengen.

    Hij stond in alle kranten, verscheen op tv, zat bij Sonja Barend. En niemand besefte wat het betekende, toen hij vertelde dat hij ‘uitgekeken’ was op de snaartheorie en theoretische natuurkunde. Dat hij het ‘eigenlijk niet zo interessant’ meer vond. Dat hij overstapte naar neurowetenschap omdat hij zich over de volgende grote vraag ging buigen: die van het bewustzijn.

    Behoorlijk arrogant

    Als hij er nu op terugkijkt, vindt Ma – die deze week terug was in Groningen voor een lezing bij Studium Generale – zichzelf behoorlijk arrogant. Inmiddels is hij 37 en hoogleraar neurowetenschap aan New York-universiteit (NYU).

    Hij heeft zijn eigen lab, steekt veel energie in het geven van onderwijs, iets wat hij in tegenstelling tot veel van zijn collega’s ontzettend leuk vindt. Bijna niemand in zijn omgeving weet nog hoe jong hij was toen hij begon. Hij schrijft, zet zich in voor een organisatie die ijvert voor beter onderwijs op het platteland van China – zijn voorouders zijn afkomstig uit de streek rond Yantai – en staat bekend als een onderzoeker die kleine dingen goed wil doen. ‘Dat is wat de wetenschap verder brengt’, zegt hij. ‘Die grandiositeit, die heb ik niet meer nodig.’

    Eigenlijk, zegt Ma, stond hij in 2002 aan het begin van een zoektocht. Want zijn leven was tot dan toe verre van normaal geweest. Vier klassen overgeslagen op de lagere school, superjong naar de universiteit gegaan. ‘Mijn sociale leven was volkomen fucked up.’

    Dat betekende dat hij toen hij promoveerde nog nauwelijks bezig was geweest met die ene belangrijke vraag: wat vind ík leuk? ‘Het lijkt vreemd. Alsof ik niet wist wat ik wilde en maar van vakgebied veranderde. Maar ik was ook heel jong en onvolwassen in het nadenken over wat ik kon en wat ik wilde, en om dat te scheiden van wat mijn omgeving van mij verwachtte.’

    Het grote verhaal

    Niet dat iemand hem had gedwongen om natuurkunde te studeren, of te gaan promoveren in snaartheorie. Hij vond het leuk en hij was gegrepen door het ‘grote verhaal’ dat hij hoopte te kunnen ontdekken. ‘Maar de onderzoekspraktijk van theoretische natuurkunde staat wel heel ver van het experimentele af. Het is dagelijks onderzoek in abstracte wiskunde. Je hebt mensen die daar een hele goede intuïtie in hebben, maar die had ik dus niet.’

    En dat is niet de misplaatste bescheidenheid van een genie. Dat promotieonderzoek over snaartheorie mag voor de buitenwereld heel wat lijken, híj weet dat de werkelijkheid anders is.

    ‘Ik grap wel eens dat ze me die titel alleen gegeven hebben omdat ze wisten dat ik het vakgebied zou verlaten. Ik had geen toekomst in de theoretische natuurkunde.’

    Zijn promotie, legt hij uit, was gebaseerd op twee artikelen waarvoor hij nauw samenwerkte met een andere aio. Maar die ander, zegt hij, had de meerderheid van de ideeën aangeleverd, niet hij. ‘Dus het voelde nooit als mijn eigen werk.’

    En dat deed pijn. Het wonderkind Whee Ky Ma werd voor het eerst in zijn leven geconfronteerd met het feit dat mensen om hem heen slimmer waren. Hij weet het aan desinteresse, hij geloofde dat hij een grotere uitdaging nodig had. Hij ging soggen – al bestond dat woord rond 2000 nog niet. Al dat werk dat hij verzette om bètawetenschappen te promoten op middelbare scholen, zijn politieke activiteiten, vrijwilligerswerk in de natuur? Allemaal uitstelgedrag, al boeiden die dingen hem wel degelijk. ‘Het was een verdediging tegen werk dat zo overweldigend leek. Al die jaren was me verteld dat ik ontzettend slim was. En ik vertelde het mezelf ook: ik móet wel goed genoeg zijn om dat probleem aan te kunnen.’

    Hiërarchie

    Zelfs de NWO-subsidie waarmee hij uiteindelijk naar het buitenland vertrok, klopte eigenlijk niet, erkent hij nu. ‘Ik heb een beurs gekregen met dat idee over bewustzijn, maar dat had nooit door de review-committee moeten worden goedgekeurd’, vindt hij. ‘Of iemand heeft zitten slapen, of het kwam toch doordat ík het was die het aanvroeg. Het was onrealistisch, veel te grandioos.’

    Als hij zelf superslimme kinderen zou hebben, dan weet hij niet of hij dezelfde keus zou maken als zijn moeder voor hem heeft gedaan, toen hij op de basisschool vier klassen oversloeg. Hoewel ook die echt wel goed heeft nagedacht en wist dat de situatie niet ideaal was. Maar hij klaagt niet. ‘Het zou te makkelijk zijn om te zeggen dat ik spijt heb. Het heeft veel deuren geopend en ik heb ervaringen opgedaan die ik anders zou hebben gemist.’

    Zijn vertrek naar de VS is een van die deuren, denkt hij. Hij kreeg makkelijker beurzen en post-docplaatsen. En in Amerika heeft hij uiteindelijk zijn weg gevonden. ‘Gaandeweg begon ik me te realiseren dat het niet gaat om hiërarchie. Theoretisch natuurkundigen zijn niet slimmere, betere wetenschappers dan psychologen. Je moet iets vinden dat goed met je klikt, dat resoneert. Er is niet één mal waarin je moet passen om succesvol te zijn.’

    Imposter-complex

    Dat is iets wat hij jonge wetenschappers van nu ook zo graag wil vertellen. Die horen veel te weinig over de problemen en onzekerheden, waardoor ze gaan twijfelen aan zichzelf. ‘Als aio denk je dat je hoogleraar een halfgod is. Briljant. Maar dat is bullshit. En als ze zo overkomen, is dat omdat ze dat pretenderen.’

    Ma geeft daarom regelmatig lezingen voor jonge wetenschappers, getiteld ‘Growing up in science’. Hij wil hen duidelijk maken dat onzekerheid erbij hoort, dat fouten maken standaard is. En er zijn verbazend veel wetenschappers die daar graag aan meewerken, merkte hij. ‘Ik kreeg een treffende reactie van een collega die bekendstaat als iemand met heel veel zelfvertrouwen. Arrogant zelfs. Hij had er ook last van en wist er zelfs een naam voor: imposter-complex.’

    Het is de naam voor het gevoel dat veel wetenschappers – maar ook mensen uit sport, entertainment of kunstenaars – hebben, wanneer ze twijfelen aan zichzelf. ‘Dat je denkt: mijn begeleider dénkt dat ik heel slim ben, maar dat is helemaal niet zo. Of: iemand moet een fout gemaakt hebben bij mijn toelating. Het komt echt heel veel voor.’

    Kleine stapjes

    Ma worstelde er zelf mee, jarenlang. ‘De ommekeer kwam pas toen ik drie jaar geleden deze baan aan de NYU aangeboden kreeg. Ik kon geen andere reden bedenken voor dat aanbod, dan dat ik echt iets had laten zien. Ik wist hoe kritisch die mensen waren.’

    En nu? Onderzoek doen. En dan niet op één onderwerp; Ma ontdekte dat hij het prettig vindt om meer ijzers in het vuur te hebben. Veel repliceren ook, maar wel als hij denkt dat hij een nieuwe manier heeft om resultaten van anderen te verklaren. Jezelf moeilijke vragen stellen en tevreden zijn met kleine, concrete stapjes die kunnen leiden naar het antwoord. Onderwijs geven. En genieten van het sociale proces dat de wetenschap zo mooi maakt: onderzoeksresultaten delen met collega’s, brainstormen, jonge mensen opleiden. ‘Wetenschap is van zichzelf al moeilijk genoeg. Je moet het samen kunnen doen.’

    Whee Ky Ma

    Whee Ky Ma werd in 1978 in Delfzijl geboren. Hij leerde lezen toen hij drie was en ging op zijn achtste naar het Willem Lodewijk Gymnasium in Groningen. Op zijn veertiende ging hij natuurkunde studeren in Groningen en deed er later nog wiskunde bij. Hij studeerde af in 1996 en 1997, beide keren cum laude.

    Zijn promotieonderzoek, waarop hij in 2001 promoveerde, ging over de snaartheorie. Vervolgen stapte hij over op neurowetenschap. Hij werd postdoc aan de Universiteit van Rochester en aan het Technologisch Instituut van Californië. Daarna docent aan het Baylor College of Medicine in Houston. In 2012 werd hij universitair hoofddocent aan de New York-universiteit.