‘Promotors gebruiken PhD’s als privébezit’

Sommige supervisors gebruiken hun promovendi als persoonlijk eigendom en lijken aan het hoofd van een productiefabriek te staan. Tenminste, dat valt te lezen in het rapport van de vertrouwenspersoon van de RUG. Krijgen promovendi echt zulke slechte begeleiding?

Wat als je promotieonderzoek alleen bestaat uit het aanleveren van data die je begeleider gebruikt om hoger op de wetenschappelijke ladder te komen? Of als je promotor ineens verwacht dat je in het weekend doorwerkt omdat hij graag wil publiceren? Veel PhD’s kunnen het zich nauwelijks voorstellen, maar degenen die er wel last van hebben kloppen aan bij Marijke Dam, vertrouwenspersoon van de RUG. En zij trekt in haar rapportage over 2015 aan de bel.

Extreme gevallen

Op het eerste gezicht lijkt het mee te vallen: van de duizenden promotiestudenten die op de RUG rondlopen, hadden er vorig jaar zes mensen problemen met hun begeleider. Maar Dam denkt dat deze cijfers geen goede afspiegeling van de werkelijkheid zijn: ‘Ik zie alleen de extreme gevallen, dus waarschijnlijk komt het veel vaker voor. De meeste problemen lossen de promovendi gelukkig zelf op, maar er zijn vast ook promotiestudenten die niks durven te zeggen.’

De meeste problemen ontstaan door cultuurverschillen, ziet Dam. ‘Het grootste gedeelte van de PhD’s komt uit het buitenland, dus die weten niet altijd precies hoe het hier gaat. Nederlandse begeleiders zijn vaak erg direct, en daar kunnen ze niet altijd goed mee omgaan.’ Daar komt nog bij dat vooral buitenlandse promotiestudenten erg afhankelijk zijn van hun promotor, want om hun verblijfsvergunning te houden moeten ze blijven werken. Maar de promotor is ook bezig met zijn eigen carrière en wil graag publiceren. ‘Daar zit een spanningsveld, en sommige begeleiders en promovendi kunnen daar niet zo goed mee omgaan.’

Het aantal promovendi met problemen neemt de afgelopen jaren wel steeds verder af. Dit komt onder andere door de invoering van een tweede promotor. Als het met de een niet klikt, kun je altijd terugvallen op de ander. Een andere grote verbetering is de invoering van de graduate schools: ‘Door de graduate schools grijpt de omgeving sneller in als er iets misgaat’, zegt Dam. ‘En door het contact met de directeuren van de graduate schools kan ik snel overzien welke mogelijkheden er zijn om de problematische situatie op te lossen.’

‘Supervising your Chinese PhD’

Een van die directeuren is Petra Rudolf, die leiding geeft aan de graduate school FWN. Ook zij ziet het soms misgaan: ‘Met bijna duizend promovendi is FWN de grootste graduate school, dus het komt natuurlijk voor dat er problemen zijn in de begeleiding. Dat is een kwestie van statistiek.’ Toch doet Rudolf er alles aan om problemen te voorkomen: ‘We hebben allerlei cursussen en workshops om de begeleiders en promovendi voor te bereiden. Zo was er onlangs nog een cursus supervising your Chinese PhD en krijgen alle promovendi op de introductiedag een assertiviteitstraining.’ Daarnaast is er coaching voor promotiestudenten die last hebben van bijvoorbeeld uitstelgedrag, en komen de studenten samen in groepjes van tien mensen en een mentor om problemen te bespreken.

Door deze workshops en het netwerk van vertrouwenspersonen hoopt Rudolf dat de promovendi zich niet meer alleen voelen. ‘De begeleiding is niet langer alleen een zaak van de promotor. Wij proberen echt te helpen.’ Dit ziet Dam ook, en ze wil benadrukken dat de begeleiding in de meeste gevallen prima geregeld is: ‘Over het algemeen gaat het echt heel goed, maar soms vliegt iemand gierend uit de bocht. Als we met zijn allen op blijven letten, kunnen we de problemen steeds sneller oplossen.’

23-06-2016