Seks, godsdienst en macht

Liberalen en religieuze conservatieven zijn het vaak met elkaar oneens over hoe aids het best voorkomen kan worden. RUG-studente godsdienstwetenschappen Brenda Bartelink toont aan dat behalve religie ook macht een grote rol speelt in de keuze voor de manier waarop seksuele voorlichting moet worden gegeven.

Het onderzoek van Bartelink richtte zich op het Educaids Network, een platform dat gezamenlijk is opgezet door organisaties in Nederland en Oeganda om seksuele voorlichting aan te bieden op Oegandese scholen.

Voor veel organisaties en scholen in Oeganda is het moeilijk om de meest effectieve manier te bepalen voor het geven van seksuele voorlichting, om zo uiteindelijk het bewustzijn rond aids te vergroten. Maar wanneer religieuze organisaties homofilie veroordelen en zeggen dat condooms en andere anticonceptiemiddelen slecht zijn, komt dat aardig conservatief over en wordt seksuele voorlichting nogal eenzijdig.

Liberale seksuele moraal

Maar zelfs in Nederland ligt het nog ingewikkelder dan dat: ‘Nederlandse christelijke organisaties kwamen met seksuele voorlichting waarvan men dacht dat het neutraal was en op biomedisch bewijs gestoeld was, maar de voorlichting bracht een liberale seksuele moraal met zich mee’, zegt Bartelink.

Bartelink heeft een achtergrond in academische godsdienstwetenschappen en verpleging. Als adviseur gender en ontwikkeling bij het ministerie van Buitenlandse Zaken raakte ze geïnteresseerd in de link tussen ontwikkeling, godsdienst en sociale verandering

Sinds 11 september 2001, zegt Bartelink, wordt godsdienst meer en meer gezien als een gewelddadig obstakel dat sociale verandering en ontwikkeling in de weg staat. Tegelijkertijd zijn er discussies op gang gekomen over hoe godsdienst een positieve bijdrage heeft geleverd aan ontwikkeling. ‘Dat intrigeerde me’, zegt Bartelink.

Missionaris

Ze wilde beide kanten van het debat onderzoeken, omdat zoveel ontwikkelingswerk vanuit een religieus oogpunt wordt gedaan en omdat religieuze organisaties al decennialang een grote rol spelen in Oeganda. Sommige organisaties zijn zelf gelinkt aan het werk van vroegere missionarissen.

Haar onderzoek wees echter uit dat macht net zo belangrijk is als cultuur en godsdienst. ‘Ik wilde de machtsverhoudingen op dit gebied verkennen’, zegt Bartelink. ‘Ik besloot om christelijke ontwikkelingsorganisaties te onderzoeken, met een nadruk op hoe Nederlandse en Oegandese organisaties omgaan met meningsverschillen rond het voorkomen van aids.’

Vertrouwen

In de praktijk is er volgens Bartelink bij seksuele voorlichting op Oegandese scholen weinig ruimte voor morele, religieuze en culturele bezinning met betrekking tot aids. Een liberale aanpak werd vaak afgekeurd door de kerken of overkoepelende organisaties waar de Oegandese instellingen lid van waren, en medewerkers uit beide landen maakten zich zorgen over hoe plaatselijke groeperingen zouden reageren. ‘Ze waren vaak ook bang om het vertrouwen van deze gemeenschappen kwijt te raken, als ze dingen over seksualiteit gingen verkondigen die afweken van het cultureel begrip’, voegt Bartelink toe.

Het debat werd ook aangewakkerd door onvermijdelijke discussies over financiering. Als de organisaties in Oeganda aanspraak wilden maken op het geld van Nederlandse instellingen, moesten ze hun manier van seksuele voorlichting accepteren. Maar door hun eigen religieuze en morele overwegingen waren ze soms minder flexibel: sommige groepen gaven bijvoorbeeld aan dat ze niet over homoseksualiteit wilden praten.

Zoiets kan natuurlijk snel gezien worden als een teken van religieus conservatisme. Maar Bartelink voert aan dat dit in het geval van het Educaids Network juist wijst op het gebrek aan gelijkwaardigheid tussen twee partijen, die gedreven zijn door verschillende culturen en die niet dezelfde toegang tot macht hebben. De analyse van deze culturele dynamiek is zeer belangrijk als we willen zien hoe godsdienst en ontwikkeling met elkaar zijn verbonden, zegt ze.

Interactie

Bovendien is een christelijke ontwikkelingsorganisatie niet per definitie conservatief. ‘Zeker bij de Nederlandse organisaties bestaat er een mix van christelijk conservatisme en liberalisme’, zegt Bartelink.

Haar werk concentreerde zich op Oeganda, maar haar bevindingen kunnen ook van belang zijn voor het debat over seksualiteit en seksuele gezondheid in Nederland. ‘Verschillende beleidsmakers, waaronder onze huidige minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, hebben geopperd dat Nederland het voortouw moet nemen om de seksuele gezondheid in de rest van de wereld te verbeteren, vanwege onze geschiedenis van seksuele vrijgevochtenheid’, zegt Bartelink.

Bartelink concludeert dat NGO’s en beleidsmakers die de discussie met religieuze leiders en gemeenschappen willen aangaan, ruimte moeten creëren in het beleidsvormingsproces – en financiering moeten vrijmaken – voor alternatieve manieren om seksuele gezondheid en voorlichting te verbeteren. Ze hoopt ook de interactie tussen onderzoekers, beleidsmakers en behandelaars te kunnen verbeteren. ‘Ik denk dat wetenschappelijk onderzoek – en dan voornamelijk antropologisch onderzoek gericht op godsdienst en de maatschappij – een belangrijke bijdrage kan leveren aan het inzicht in hedendaagse maatschappelijke uitdagingen.’

30-03-2016