• De zieke kauwtjes van Arne Hegemann

    Een simpel griepje kan grote gevolgen hebben voor een vogel. En misschien ook voor mensen. Arne Hegemann trok naar Zweden om uit te zoeken hoe het zit.

    Door Anne Carlijn Kok

    Zijn twee katten hebben de reis achterin de auto naar Lund, Zweden, in ieder geval overleefd. Ecoloog Arne Hegemann (34) ook. Hij keek uit naar een nieuwe uitdaging, al moest hij daar z’n Groningse vrienden voor achterlaten.

    Met een Rubiconbeurs op zak vertrok hij in februari naar het noorden. Maar niet zonder z’n katten. Een gekke combinatie eigenlijk: Hegemann is wild van vogels maar ook verknocht aan z’n twee katten.

    De natuur, daar is hij eigenlijk het liefst. Het veldwerk – dat bij zijn beroep als dierecoloog hoort – bevalt hem dan ook uitstekend. ‘Het trekgedrag van vogels heeft me altijd gefascineerd en ik vind het heerlijk dat ik daarvoor het veld in moet.’

    Hart ophalen

    In Zweden kan hij dan ook zijn hart ophalen. Daar doet hij onderzoek naar domino-effecten van ziekten bij wilde vogels. ‘Ik bekijk de effecten van ziekte op lange termijn’, zegt Hegemann. ‘Net als bij mensen kan dat bij vogels ook gevolgen hebben. Als ik ziek ben, en niet op een afspraak kan komen, mis ik misschien belangrijke zaken.’

    Bij dieren bestaat dat dus ook. Een wilde vogel die ziek is, kan zijn jongen niet voeden. Een kauw die niet lekker in z’n vel zit, vertrekt misschien later naar een andere plaats dan z’n soortgenoten. De beste territoria kunnen dan al vergeven zijn. ‘Wat betekent dat dan op lange termijn voor deze vogel’, vraagt Hegemann zich af. ‘Dat domino-effect probeer ik in kaart te brengen.’

    De Zweedse kauwen en andere zangvogels krijgen daarvoor een soort vaccinatie waardoor een immuunreactie veroorzaakt wordt, vergelijkbaar met een vaccinatie bij een mens, of hond of kat. Tegelijkertijd worden ze met piepkleine zenders uitgerust, die informatie doorgeven over trekgedrag en broedgedrag. ‘Ik krijg door welke afstanden ze afleggen en waar ze heen gaan’, zegt Hegemann.

    Kleine dingen hebben grote gevolgen

    Hegemann wil erachter komen waarom kleine dingen zoals een griepje zulke grote gevolgen kunnen hebben. ‘Indirect is het ook interessant voor mensen’, zegt Hegemann. ‘Kijk bijvoorbeeld naar de vogelgriep. Als we weten hoe zieke vogels zich gedragen, kunnen we ook beter begrijpen hoe zo’n virus zich verspreidt.’

    Hij doet dat dus in Zweden, waar een van de beste onderzoeksgroepen in dit vakgebied zit. ‘Het is een goede volgende stap in mijn onderzoek. Wat ik hier in Groningen heb geleerd, kan ik daar toepassen.’

    Graag wil hij na die twee jaar in Zweden, met dit soort onderzoek doorgaan. Met een postdoc in een ander land bijvoorbeeld. ‘Op lange termijn hoop ik op een tenure-track’, zegt Hegemann. ‘Terug naar Nederland komen is een goede optie, maar het maakt me eigenlijk niet uit waar ik werk. Niet dat ik het niet moeilijk vind om elke twee jaar te verhuizen, een nieuw leven op te bouwen en te doen alsof ik daar altijd blijf. Ik wil gewoon m’n onderzoek kunnen blijven doen, en daarvoor de best mogelijke omgeving hebben. Dat is het belangrijkste.’

    De ongeboren kinderen van Gert Stulp

    Hoeveel invloed heeft de evolutie nog op de keuze voor het wel of niet krijgen van kinderen? Socioloog Gert Stulp onderzoekt dat vanuit Londen.

    Door Anne Carlijn Kok

    Zijn onderzoek heeft eigenlijk wel een hoog Cosmopolitangehalte. Tenminste, dat vindt evolutionair socioloog Gert Stulp, na ruim anderhalf uur praten over voortplanten, anticonceptie en opvoeding.

    In werkelijkheid valt dat wel mee. Stulp (30) doet namelijk onderzoek naar hedendaags voortplantingsgedrag en de keuze voor kinderen in een moderne samenleving. En ja, daar komen onderwerpen bij kijken die óók veelvuldig in kranten en weekbladen staan.

    Maar het onderzoek van Stulp is gebaseerd op wetenschap – al zit dat natuurlijk anders in elkaar dan bij de bèta’s. ‘Het is een lastige tak, maar wel gebaseerd op kwantitatieve data’, zegt Stulp. ‘De mens is nu eenmaal een moeilijk dier om te bestuderen omdat zoveel factoren invloed hebben op gedrag. We kunnen er niet, zoals bij de bèta’s, een experiment op zetten.’

    Hij is voorzichtig in zijn aannames en hoe hij erover vertelt. ‘Soms komt er één aspect uit je onderzoek in het nieuws, waardoor de context wat ontbreekt.’

    Family planning

    Met zijn onderzoek naar de evolutionaire benadering van kinderkeuze sleepte Stulp een Rubiconbeurs binnen. Hij vertrok begin april naar Londen. ‘Het kan uitsluitsel geven over de maladaptiviteit van hedendaags voortplantingsgedrag – het feit dat wij misschien, gezien, niet meer optimaal bezig zijn, wat betreft het krijgen van kinderen’, zegt Stulp. ‘In Westerse landen is het aantal kinderen dat geboren wordt erg laag. Dat lijkt op het eerste gezicht – gezien de huidige rijkdom – een evolutionaire benadering tegen te spreken.’

    We lijken zelf te bepalen wanneer we kinderen willen, gebruiken de pil en onze kinderen gaan gelukkig niet zomaar meer dood. ‘Maar’, zegt Stulp, ‘de nadruk van onderzoekers om zich te richten op de aantallen geboortes, in plaats van het aantal overlevende kinderen binnen een gezin, benadrukt onterecht de verschillen.’

    Mensen waren altijd al bezig met family planning, zegt Stulp. ‘We zijn er nu gewoon beter in door de moderne anticonceptie. Vroeger waren er andere, minder fraaie manieren, zoals je kind achterlaten op straat.’

    Een veelgehoord argument is dat de moderne mens zich onaangepast gedraagt, omdat in rijkere landen minder kinderen worden geboren. Echter, patronen op landniveau zeggen niets over individuele gevallen. Een deel van het onderzoek richt zich dan ook op de vraag: hoe hangt rijkdom samen met het aantal kinderen op het individuele niveau.’

    Veranderingen in rijkdom

    Stulp gebruikt daarvoor een Amerikaanse dataset. Hij kijkt niet alleen hoe de situatie is op 50-jarige leeftijd, maar ‘volgt’ gedurende een heel leven de veranderingen in rijkdom en het aantal kinderen. ‘Ik ben nog maar net bezig, maar ik heb het vermoeden dat ook tijd een belangrijke rol speelt. Rijkere mensen kunnen misschien – ik speculeer een beetje – meer tijd kopen, in de vorm van nanny’s en kinderopvang.’

    Daarnaast bekijkt hij ook – aan de hand van Zweedse data – welke aspecten die een rol spelen bij kinderkeuze de afgelopen honderd jaar veranderd zijn. ‘Als iemand bijvoorbeeld geen kinderen heeft, ligt dat dan aan het feit dat ze geen kinderen willen? Te laat zijn? Geen partner hebben? En welke tendens is daarin te zien?’

    Natuurlijk heeft Stulp vooraf vermoedens over mogelijke uitkomsten. In zijn eigen omgeving ziet hij het vaak genoeg: we zijn kritisch op onze partner, stellen hoge eisen en komen na een lange relatie vervolgens tot de conclusie dat onze partner niet voldoet. ‘En dan mis je wellicht de boot’, zegt Stulp. ‘Uit evolutionair oogpunt is het interessant om dat te onderzoeken.’

    En eigenlijk ook wel vanuit z’n eigen oogpunt. ‘Wetenschappers worden niet echt gestimuleerd in het krijgen van kinderen’, zegt Stulp. ‘Ik zit nu voor twee jaar in het buitenland, terwijl mijn vriendin in Nederland blijft. Dat is niet ideaal voor het krijgen van kinderen, nee.’