Beschermvrouw voor asielkinderen

Bijzonder RUG-hoogleraar Margrite Kalverboer is op dinsdag verkozen tot Kinderombudsman. Ook in haar nieuwe positie zal ze zich blijven inzetten voor de rechten van kinderen. Met name die van minderjarige asielzoekers.

Het mag eigenlijk geen verrassing heten dat Margrite Kalverboer een van de twee kandidaten was voor de functie van Kinderombudsman. Net als de man die zij gaat opvolgen – Marc Dullaert, Kinderombudsman sinds 2011 – heeft zij zich in haar carrière gericht op de wettelijke positie en bescherming van kinderen, zowel binnen als buiten de universiteit.

Daarnaast strijden ze allebei, zowel op persoonlijk als professioneel vlak, voor een nog groter goed: de veiligheid en het welzijn van vluchtelingenkinderen.

Vluchtelingen

Lang voordat de huidige exodus van vluchtelingen uit Syrië naar Europa op gang kwam, hield Kalverboer zich al met vluchtelingenkinderen bezig. Het is nu meer dan tien jaar geleden dat ze voor het eerst in contact kwam met een Syrisch kind dat haar professionele leven – en zelfs de wetgeving in Nederland – sterk heeft beïnvloed.

‘Wij hebben enorm pionierswerk verricht’

Dat contact ontstond puur toevallig: Kalverboers schoonouders woonden op Terschelling en onder de bewoners van een AZC op het Waddeneiland was een Syrisch gezin met een paar kinderen. ‘Hun oudste jongen wou graag studeren. Hij was tien of elf toen hij naar Nederland kwam’, zegt ze.

Die jongen was zeer geschikt om door te stromen naar het hoger onderwijs. ‘Hij heeft in één keer zijn eindexamen gehaald en toen wilde hij farmacie gaan studeren.’ Maar dat mocht niet.

Curriculum vitae

Margrite Kalverboer promoveerde in 1996 aan de RUG met een onderzoek naar de rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming over zeer ernstige opvoedings- en verzorgingsproblematiek. Daarna werkte ze als gedragswetenschapper in jeugdinrichting Het Poortje. In 2007 studeerde ze af als jurist, gespecialiseerd in kinderrechten, en sindsdien doet ze onderzoek naar de ontwikkeling en de juridische positie van kinderen in het civielrecht, jeugdstrafrecht en – in het bijzonder – het vreemdelingenrecht. In 2012 werd Kalverboer door Stichting Nidos benoemd tot bijzonder hoogleraar aan de faculteit Gedrags- en Maatschappijwetenschap­pen (GMW).

Aanrekenen

‘Als je geen status hebt, dan is het moeilijker om naar een universiteit te gaan’, legt Kalverboer uit. ‘Hij had een beurs aangevraagd via het UAF (Stichting voor Vluchteling-studenten, red.) en die werd geweigerd.’ De IND had het vluchtverhaal van zijn vader al als ongeloofwaardig bestempeld – het ging er destijds in Syrië een stuk rustiger aan toe dan tegenwoordig – en dat besluit werd overgenomen voor de beursaanvraag van de jongen.

Totaal onterecht overigens, vond Kalverboer. Samen met haar vader, voormalig RUG-hoogleraar psychologie Alex Kalverboer, diende Margrite in 2004 een bezwaarschrift in om de zaak van de Syrische jongen onder de aandacht te brengen. ‘Wij vonden dat je kinderen niet kunt aanrekenen hoe het met hun ouders zit’, zegt ze. ‘En naar aanleiding van het verzoek dat wij toen hebben ingediend, veranderde ook het beleid.’

Leefomgeving

Daar hield haar werk voor vluchtelingenkinderen nog niet mee op. Samen met collega Elianne Zijlstra stelde ze ook een vragenlijst op voor advocaten die met asielzoekers te maken kregen. De lijst moest het makkelijker maken om te bepalen of de leefomstandigheden in kampen voldoende waren voor een goede ontwikkeling van de kinderen.

Oorspronkelijk toonden advocaten nauwelijks interesse in het initiatief. ‘Er was eigenlijk niemand die belangstelling had. Maar dan ook echt totaal niemand, behalve een advocaat uit Leeuwarden. Die ging de uitdaging graag aan’, herinnert ze zich. ‘Daarvóór zei men altijd: ‘Het heeft geen zin, want het kinderrecht geldt niet voor vreemdelingen, dus daar kijken wij helemaal niet naar.’ Hiermee hebben wij dus enorm pionierswerk verricht. Ik begrijp dat we nu vijftig gezinnen op de wachtlijst hebben staan.’

Op een hoop gegooid

De forse groei van de vluchtelingenpopulatie in Nederland speelt waarschijnlijk ook een grote rol. Toen de media-aandacht voor de vluchtelingensituatie in Nederland en de daadwerkelijke instroom (zo’n 1800 mensen per week) rond september hun piek bereikten – en de dreigende uitzetting van een aantal vluchtelingenkinderen voor ophef zorgden – vond Kalverboer dat de hele discussie veel te ongenuanceerd verliep.

‘Voor hen is er helemaal geen terug’

Vluchtelingen, asielzoekers, migranten, vreemdelingen, allochtonen: er worden heel veel groepen op een hoop gegooid, vond ze toen. Iemand als vluchteling beschouwen is gekoppeld aan vervolging, aldus Kalverboer. ‘Bijvoorbeeld vanwege je politieke achtergrond. Asiel is meer gekoppeld aan de algemene situatie in een land. Oorlogen waarvan iedereen of tenminste grote groepen last hebben. En het lastige bij asiel is dat je een vergunning voor bepaalde tijd krijgt. Nu krijgt iedereen die vanuit Syrië komt een vergunning op basis van asiel – of vrijwel allemaal. In principe is het dan ook weer zo dat als een land veilig is, je weer terug moet.’

‘Er is helemaal geen terug’

Maar zo’n beleid houdt weinig rekening met de werkelijkheid voor de kinderen van asielzoekers. ‘Voor hen is er helemaal geen terug’, zegt Kalverboer. ‘Dat is niet meer wat ze met terug associëren. Ze hebben of geen kennis meer over het land of voelen zich er cultureel niet mee verbonden.’

‘Dan moet het wel noodzakelijk of een hele grote verbetering zijn, als je naar een plek verhuist waarvan je kinderen zeggen: ‘Daar wil ik liever niet heen.’ Dat zijn geen rare afwegingen, maar je ziet wel: hoe langer een verblijf duurt, hoe verder kinderen en hun ouders uit elkaar gaan lopen.’

‘Nederlands als Limburgse vlaai’

Dat geldt ook voor het gevoel van nationale identiteit en in hoeverre de kinderen echt geaccepteerd worden in de Nederlandse maatschappij, zegt ze. ‘Kinderen doen ontzettend hun best om zich aan te passen aan de Nederlandse cultuur. Ik heb me heel erg geërgerd aan zaken zoals die van Mauro en de kinderen van nu die mogen blijven. Mensen zeggen van: ‘Ze moeten bewijzen dat ze Nederlandser zijn of net zo Nederlands als een Limburgse vlaai.’ Echt super, super Nederlands. Terwijl ik eraan denk dat ze recht hebben op hun eigen identiteit vanuit hun eigen achtergrond. Je hoeft niet helemaal anders te worden om hier te kunnen zijn.’

Dit interview is gebaseerd op gesprekken die plaatsvonden in september 2015.

05-04-2016