‘Goede onderzoekers zorgen zelf voor beste kwaliteit’

Ook hier is de wetenschappelijke staf monddood, zegt economisch historicus Willem Jongman. Hij pleit voor meer inbreng van de wetenschappelijke staf. Zij werken immers graag in een inhoudelijk goede omgeving en zorgen dan zelf wel dat het goed blijft gaan.

Bastiaan Bommeljé laat in de NRC van afgelopen zaterdag prachtig zien hoe de Universiteit van Amsterdam al vele jaren de slechtst bestuurde universiteit van Nederland genoemd mag worden, maar de problemen die er boven water komen, kennen we ook uit Groningen.

Ook hier is de wetenschappelijke staf monddood, en worden bestuurders niet gekozen maar benoemd. Ook hier ligt de werkelijke macht bij een kleine groep best goedwillende bestuurders en een steeds groeiend ambtelijk apparaat dat hen moet steunen tegen de weerzin van onderop, en tegen de flauwekul die vanuit Den Haag over de universiteit wordt uitgestort. Ook hier is vooral op aandringen van de bonden een rangenstelsel ingevoerd waarbij leidinggeven belangrijker is dan wetenschappelijke kwaliteit.

‘Ook hier ligt de werkelijke macht bij een kleine groep’

Het gevolg is een universitair bestuurssysteem dat niet meer gaat over de kerntaken van een universiteit als heel hoogwaardig onderwijs en onderzoek, maar over vaak peperdure prestigeprojecten van landelijke en universitaire bestuurders.

Wie heeft gevraagd om die geldverslindende papieren flauwekul van BKO’s (basiskwalificatie onderwijs -red), om quota voor vrouwen, strategische (nationale) onderzoeksthema’s, valorisatie en wat niet al? Waarom moeten wij internationale samenwerking met universiteiten in landen als Korea, Rusland of Saudi Arabië?

Waarom niet gewoon met instellingen waar wij als staf zelf graag mee samenwerken, zoals Harvard, Oxford, Parijs of Jeruzalem? Daar kunnen we onze studenten ook met een gerust hart naar toesturen – daar hebben ze wat aan (helaas heeft Halbe Zijlstra in zijn strijd tegen de zesjescultuur wel de Huygens beurzen wegbezuinigd waarmee de beste studenten naar buitenlandse topuniversiteiten konden).

Wie de bestuurlijke agenda van de universiteit bekijkt ziet een enorme lijst ambtelijke projecten, maar weinig dat rechtstreeks en onomwonden gaat over die kerntaak: kwaliteit van onderwijs en onderzoek. En in dat bestuurlijke proces worden de mensen die nu juist van die kerntaken verstand hebben niet meer gehoord. Zij worden alleen nog maar aangestuurd door vele lagen van (n.b. nieuw woord) ‘leidinggevenden’.

Jaarlijks moeten ze dan melden of ze zich braaf aan de opgelegde ‘prestatieafspraken’ hebben gehouden. Toen er 10-15 jaar geleden voor het eerst een strategisch plan gepresenteerd werd om onze universiteit een betere te maken gebeurde dat in een dialoog met stampvolle zalen met enthousiaste staf. De laatste keer dat ik ben geweest luisterde een vrijwel lege zaal naar een tevreden PR praatje van een collegevoorzitter die vooral naar zichzelf luisterde.

Die verwording is betrokkenen niet persoonlijk aan te rekenen. Het is in mijn ogen, en naar nu blijkt in de ogen van velen, vooral een systeemkenmerk. UD’s (Universitair Docent -red) worden gepiepeld door hoogleraren, hoogleraren worden gepiepeld door decanen, decanen worden gepiepeld door het CvB (college van bestuur -red) en het CvB wordt gepiepeld door de politiek.

‘Alle grote beslissingen werden door de wetenschappelijke staf genomen’

Maar het kan anders. Mijn eerste wetenschappelijke baan was aan King’s College Cambridge. Daar werden en worden alle beslissingen genomen door de wetenschappelijke staf, deels in jaarlijks gekozen commissies, en deels in plenaire vergaderingen, enkele malen per jaar.

Op mijn drieentwintigste werd ik zo gekozen in de beleggingscommissie, verantwoordelijk voor het beleggen van het door J.M. Keynes opgebouwde zeer forse eigen vermogen van het college. Ieder jaar werden de kwaliteit en integriteit van gekozen leden van commissies aan een nauwgezet collegiaal onderzoek onderworpen, en werden collegae die minder effectief waren geweest of geprobeerd hadden in zo’n commissie vooral voor zichzelf te zorgen vervangen. De kwaliteit van onderwijs en onderzoek was uitmuntend.

Een aantal jaren geleden was ik een tijdje verbonden aan een onderzoeksinstituut van het history department in Princeton. Alle grote beslissingen van het department werden in een plenaire vergadering van de wetenschappelijke staf genomen.

Benoemingsadviescommissies deden heel degelijk voorwerk (en heetten dus ook search committees), maar de voltallige staf kwam praten en luisteren bij de campus visits van de kandidaten, en besloot plenair wie benoemd moest worden.

Eens per jaar was er een anonieme enquête of de afdelingsvoorzitter het wel goed deed – en daar konden consequenties uit voortkomen. Tussen de leden van de wetenschappelijke staf bestonden geen hiërarchische verhoudingen: er waren geen leidinggevenden.

Ik zit momenteel in de adviesraad van een DFG Graduiertenkolleg in Bonn en Keulen. Alles gaat daar inderdaad heel democratisch toe. Toen ik er was, werd er in Bonn ook net een nieuwe decaan gekozen door de vaste wetenschappelijke staf.

Ik zal overigens de eerste zijn om te erkennen dat het aansturen van een complexe professionele organisatie als een universiteit niet makkelijk is. We worden allereerst in de tang genomen door een hele reeks pervers tegenstrijdige overheidsmaatregelen.

We moeten een hoger ‘rendement’ halen (een raar eufemisme voor selectie), maar we kregen van laffe opportunistische politici niet de langstudeerdersmaatregel die naast het heel nuttige BSA (bindend studieadvies -red) het enige bruikbaar gebleken instrument is.

Vervolgens kregen we visitatie commissies op onze nek gestuurd die het onvermijdelijke gevolg van die rendementseis constateren: het niveau is gedaald. Wat denken ze daar in Den Haag eigenlijk? Dat nog meer papier de oplossing zal zijn? Dit voorbeeld laat ook goed zien dat decreteren geen zin heeft, en dat simpele slecht uitgedachte prikkels heel pervers kunnen uitpakken.

Anderzijds is het inderdaad niet makkelijk van onderop de wetenschappelijke kwaliteit omhoog te krikken om mee te blijven spelen in een sterk globaliserende en steeds competitievere wetenschap. Niet iedereen heeft daar belang bij, juist als het niet zo goed gaat.

‘Echte kwaliteit zit in de mensen, en het enige wat je dus kunt doen, is steeds de beste kandidaten benoemen’

Echte kwaliteit zit in de mensen, en het enige wat je dus kunt doen (en wat we als instelling nog steeds niet gedaan hebben) is een best practice in Amerikaanse stijl op te leggen voor een ambitieuzer recruteringsbeleid om steeds echt internationaal de beste kandidaten te benoemen, ook bij zwakke afdelingen waar dat nu niet gebeurt.

We hebben wel een beleid om meer vrouwen aan te trekken, maar niet om goede wetenschappers binnen te halen. Achteraf slechte onderzoekers en slechte docenten opdragen beter te worden, is een tijdsverspillende illusie. Binnen de organisatie moeten we het signaal afgeven dat kwaliteit belangrijk is, door transparantie over echte kwaliteit te organiseren, en daar incentives aan te verbinden. Dan kan de organisatie zichzelf sturen, en komt er een cultuuromslag.

Goede onderzoekers en goede docenten werken graag in een inhoudelijk goede omgeving, en zorgen dan zelf wel dat het goed blijft gaan. Uit Engeland en Israël weet ik dat je ze dan niet eens veel hoeft te betalen.

Willem Jongman is economisch historicus aan de RUG. Komend najaar vertrekt hij voor een tijdje naar het Institute for Advanced Study in Princeton.

03-03-2015