Gezocht: autonoom onderzoeker (m/v)

Wetenschappelijke innovatie die ertoe doet, wordt niet bedacht achter een steriel beleidsmakersbureau. Het gaat om onderzoekers die in vrijheid kunnen en mogen denken, betoogt Pascal Gielen.

Het moet ongeveer zeven jaar geleden zijn toen het me voor het eerst opviel: het gehijg van collega’s. Soms loopt dit symptoom zelfs uit op een structurele pathologie, met name hysterie. Begrijp me niet verkeerd: ik heb ronduit geweldig sympatieke en solidaire collega’s. Het is me dus niet om persoonlijkheidskenmerken te doen.

Maar gehijg dus. Uiteraard heb ik het dan niet over het fysiologisch verschijnsel van hardlopende academici, wel over licht hysterisch gehijg wegens mentale ademnood.

De oorzaken? Er zijn de verzuchtingen over de slinkende onderzoekstijd. Op papier bestaat die nog wel, maar in de alledaagse beroepspraktijk wordt die tijd opgeslorpt door onderwijs en bestuurstaken. Onderzoeksoutput wordt daarentegen nog wel verwacht, maar schrijfwerk verschuift noodgedwongen naar de vrije tijd waar het nog als een veredelde hobby wordt beoefend.

Ademnood

De grootste ademnood treffen we echter bij de meest voorbeeldige academici aan. Hun gehijg heeft dan ook echt met mentaal rennen te maken. In de hoop op het verwerven van onderzoeksgelden volgen ze nauwgezet de agendasetting van onderzoeksfondsen en opdrachtgevers. Ze schrijven projectaanvragen aan de lopende band, en sterker, ze wisselen daarbij gezwind van onderzoeksthematiek.

Gisteren was het nog culturele diversiteit en sociale cohesie, tegenwoordig heet het creatieve industrie en creatief ondernemerschap, heel straks luidt de klok ‘duurzaamheid’.

De onbetwistbaar maatschappelijk hoogst relevante thema’s lossen elkaar in hels tempo af. In de hoop op een subsidiesnabbel schrijven wetenschappers zichzelf als mentale flexwerkers met gemak in bij een alweer nieuw bedacht onderzoeksprogramma. Beleidsmakers bedenken het ene relevante onderwerp na het andere. Nu zijn het weer de topsectoren, wat zal het morgen zijn?

Imago

En de universiteit? Die draait omwille van het dynamisch imago enthousiast mee. Alleen wie geld binnenhaalt krijgt promotie en een hoogleraarschap koop je tegenwoordig met een flinke duit via NWO of derde geldstroom. Verliest de leerstoel zijn kredietwaardigheid door te weinig studenten of onvoldoende onderzoeksbudget, dan mag de hoogleraar gaan.

Weinigen kunnen binnen dit gehijg nog een eigen, laat staan duurzame onderzoeksagenda bepalen. De expertise van het vak, domein of discipline verliest relevantie voor beleidsmodes die bovendien tegenwoordig alsmaar opzichtiger een ideologische agenda dienen. Voor dat fenomeen kan de opportunistische wetenschapper maar beter helemaal de kop in het zand steken – kwestie van zelfbehoud en toch nog een kans maken.

Plaatsen waar autonome onderzoekers uit liefde en obsessie voor hun discipline zelf de agenda kunnen bepalen verdampen zienderogen. ‘Time to dig deep’, zou Richard Sennett zeggen. Dat is tijd voor fundamenteel wetenschappelijk onderzoek, maar ook de ruimte om tot werkelijk innovatieve inzichten te komen.

Immanuel Kant deed naar verluidt meer dan twintig jaar over zijn Kritik der reinen Vernunft; Rudolf Diesel pleegde uit ellende zelfmoord omdat niemand toendertijd de maatschappelijke of economische relevantie van zijn motor inzag.

Hypes

Dé maatschappij had toen ongelijk, net zoals beleidsmakers, techno- en bureaucraten het vandaag kompleet verkeerd begrepen hebben wanneer ze denken dat hun agendasetting tot innovatieve onderzoeksinzichten zal leiden. Het kortetermijndenken leidt hoogstens tot een paar hypes. De wetenschappelijke innovatie die ertoe doet, wordt niet bedacht achter een steriel beleidsmakersbureau, maar door een horde onderzoekers die in alle vrijheid kunnen en mogen denken.

Zo’n bende werkt in een risicovol gebied dat voorgeprogrammameerde onderzoeksagenda’s niet kunnen, willen en durven voorzien. De universiteit incluis het NWO, beschermt dergelijke autonome onderzoeksruimtes al lang niet meer. Ook zij hijgt, neigt naar hysterie. De kans is dan ook groot dat we de autonome onderzoeker ergens anders moeten vinden.

De uitdaging voor toekomstig onderzoek? Actieonderzoek, wetenschappelijke praxis die de vrije ruimte voor werkelijk experimenteel denken zoekt en daarmee tegelijkertijd maakt – binnen of buiten de universiteit. Waarom? Om morgen daadwerkelijk maatschappelijk relevant onderzoek te garanderen.

Pascal Gielen is universitair docent kunstsociologie en culturele politiek

 

 

 

 

07-05-2013