‘Bijstook van hout is geen groene stroom’

Een rapport van de KNAW over biobrandstof houdt de gemoederen nog steeds bezig. Oud-docent natuurkunde Evert van Voorthuysen is het eens met de KNAW. 'De bijstook van hout kan geen groene stroom genoemd worden.'

Er bestaat grijze stroom en groene stroom. Grijze stroom wordt opgewekt in centrales waarin gas, kolen of olie wordt verbrand of uranium wordt gesplitst. De kwalijke bijeffecten zijn alom bekend, namelijk het opraken van eindige voorraden en beschadiging van het milieu, met als meest bedreigende de klimaatverandering.

Groene stroom wordt opgewekt uit natuurlijk aanwezige energiestromen zoals zonnestraling en wind. Er gaan hierbij geen grondstoffen definitief verloren en het klimaat wordt niet verder aangetast.

De hele wereld (met Nederland in de achterhoede) werkt aan de noodzakelijke energietransitie van fossiele energiebronnen naar hernieuwbare energiebronnen. Het tempo moet echter flink omhoog, anders wordt de tweegraden-doelstelling niet gehaald.

‘Er bestaat zinnige en onzinnige opwekking van groene stroom’

Laten we het nu verder hebben over groene stroom. Er bestaat zinnige en onzinnige groene stroomopwekking. Het installeren van zonnepanelen is zonder meer zinnig. Het belangrijkste criterium om deze uitspraak te onderbouwen is de energie-terugverdientijd (niet te verwarren met de economische of financiële terugverdientijd).

Er zijn twee mogelijkheden tot handelen:

Optie 1 is actie ondernemen: de fabricage, installatie, het langdurig bedrijven en de uiteindelijke demontage van een zonnepaneel. Het paneel gaat elektriciteit produceren met een tempo van a kWh/jaar

Optie 2 is niets doen.

In optie 1 worden er tijdens de hele levenscyclus van het zonnepaneel x kg kolen, y liter aardolie, z m3 aardgas, u nanogram natuurlijk uranium en v kWh aan duurzaam opgewekte elektriciteit verbruikt voor het delven van de grondstoffen, de productie, het transport en de afbraak van het paneel.

In optie 2 gaan we die x kg kolen, y liter aardolie, enzovoort, rechtstreeks omzetten in elektriciteit in de centrales die hiervoor beschikbaar zijn. Inclusief de v kWh aan duurzaam opgewekte elektriciteit, verkrijgen we dan in totaal b kWh.

De energie-terugverdientijd is dan gedefinieerd als b kWh gedeeld door a kWh/jaar = b/a jaar.

Of met andere woorden, pas b/a jaar na de inbedrijfstelling heeft dit paneel alle energie geproduceerd die het heeft gekost om het paneel beschikbaar te krijgen. Pas vanaf die tijd draagt het paneel bij aan de energievoorziening, en kun je die stroom volledig groen noemen.

‘Zonnestroom is een voorbeeld van zinnige groene stroom’

Tegenwoordig blijkt een modern zonnepaneel in Nederland een energie-terugverdientijd te hebben van twee jaar. Dit is veel korter dan de verwachte levensduur van 20 of 30 jaar. Zonnestroom in Nederland is dus een voorbeeld van zinnige groene stroomopwekking.

In Spanje schijnt de zon langer en krachtiger, dat weten we allemaal. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat de energie-terugverdientijd van hetzelfde paneel in Spanje slechts één jaar is. Het paneel zal gedurende de gehele bedrijfstijd in Spanje bijna een factor 2 meer groene stroom leveren dan in Nederland.

Met een nieuw aan te leggen net van hoogspanning gelijkstroomleidingen is het transportverlies van Spanje naar Nederland minder dan tien procent. Zonnestroom uit Spanje zal in de toekomst dus goedkoper, en dus zinniger zijn dan grootschalige zonnestroom uit enorme velden aan PV-panelen in Nederland.

Donald Pols, hoofd klimaatbeleid van het Energie Centrum Nederland (ECN) wijst hier ook op, zie Trouw 27 februari 2015.

De energie-terugverdientijd van een moderne windturbine is in Nederland ongeveer zes maanden, maar hangt wel sterk af van de locatie. Een zelfde windturbine produceert in Den Helder vier keer meer elektriciteit dan in Enschede. Elektriciteitsopwekking uit windmolens is zonder meer zinnige groene stroomopwekking, maar aan de kust toch net iets zinniger dan in de buurt van Stadskanaal..

De energie-terugverdientijd is een heel nuttige maat om de zin of onzin te kunnen bepalen bij kapitaalintensieve opwekking van groene stroom.

Je kunt dat doen omdat de exploitatiekosten – dat zijn de directe kosten per kWh groene stroom – gering zijn. Zon en wind zijn namelijk gratis. Maar in Nederland noemen we elektriciteit die in kolencentrales wordt opgewekt door een deel van de kolen te vervangen door hout óók groen.

De redenering is, dat de CO2 die door de verbranding wordt uitgestoten kort tevoren uit de atmosfeer is gehaald, en dat in productiebossen voortdurend CO2 in hetzelfde tempo wordt opgenomen uit de atmosfeer en omgezet in hout, dat daarna opnieuw kan worden opgestookt in centrales.

Er bestaat een certificeringssysteem van de Forest Stewardship Council (FSC) voor verhandeld hout. Geïmporteerd hout met FSC-certificering is afkomstig uit bossen die na de houtkap direct opnieuw weer worden aangeplant.

In het Energieakkoord is vastgelegd dat de energiebedrijven uitsluitend duurzaam geproduceerd hout, dus FSC-gecertificeerd hout, gaan verbranden. De energiebedrijven weigeren echter om zich hieraan te houden.

De milieubeweging heeft hiertegen geprotesteerd, maar de energiebedrijven houden voet bij stuk, en menen gerechtigd te zijn om op grote schaal natuurbossen in Amerika definitief te laten kappen.

‘De bijstook van hout heeft ten onrechte het predikaat groene stroom gekregen’

Daarnaast is de dieselolie die verstookt is tijdens het transport van het hout over de oceaan pure verspilling. Als je dan zo nodig kolen wil vervangen door hout, doe dat dan in een centrale in de buurt van de bossen en niet 8000 kilometer verderop.

De conclusie kan niet anders zijn dan dat het verstoken van geïmporteerd hout in Nederlandse kolencentrales een voorbeeld is van onzinnige groene stroomopwekking.

Tijdens deze productie wordt er een grote hoeveelheid CO2 uitgestoten en er worden geen maatregelen genomen om die CO2 weer op korte termijn op te vangen in nieuwe bossen. Aan deze stroom wordt dus ten onrechte het predikaat groene stroom gegeven.

In het KNAW-rapport over biobrandstoffen wordt de Nederlandse praktijk van de houtbijstook bekritiseerd met verwijzingen naar wetenschappelijke literatuur en met eigen berekeningen.

Prof.Dr. André Faaij, hoogleraar aan de RuG en academisch directeur van de Energy Academy Europe, is het volkomen oneens met het KNAW-rapport en heeft zijn mening in ondiplomatieke bewoordingen breed uitgedragen in de landelijke pers.

In mijn eerdere opinie in de UK, begin februari, geef ik het resultaat van simpele berekeningen waaruit je kunt concluderen dat het KNAW-rapport correct is. Je zou verwachten dat Faaij met een tegenbetoog zou komen, maar kennelijk meent hij zich te kunnen permitteren om de discussie in de Universiteitskrant uit de weg te gaan.

Maar zo zit de wereld niet in elkaar en ik wacht nog steeds op zijn reactie.

Dr. Evert H. du Marchie van Voorthuysen. Directeur van de stichting ter bevordering van Grootschalige Exploitatie van Zonne-ENergie (GEZEN) en tot 2003 universitair docent natuurkunde aan de RUG.

04-03-2015