Politiekabouter

Het duurde ongeveer twee uur voordat ik besefte dat mijn portemonnee echt kwijt was. Bij de drogist, waar ik mijn shampoo niet kon betalen, was ik nog in de veronderstelling dat ik hem gewoon thuis had laten liggen, maar toen het daar niet in de enige mogelijke tas zat, sloeg de paniek toe. Waar kon ik hem hebben gelaten?

Het huis was snel overhoop gehaald. Bij twee kleine kamers en weinig kasten, jassen en tassen, waren de zoekopties nogal beperkt. De keuze welke winterjas en handtas voor één jaar voldoende zouden moeten zijn, had me immers voor mijn vertrek best wat uren en zenuwen gekost. Nu wist ik niet of ik blij moest zijn met dit zomerse pragmatisme. Dichter bij mijn beurs bracht het me in elk geval niet.

Wie ooit ook iets kwijt is geweest (wie niet?) zal het wanhopige gevoel herkennen als je probeert je elke stap en handeling uit de afgelopen uren voor de geest te halen, maar er juist op de cruciale momenten gaten of wazige plekken zitten. Had ik mijn portemonnee samen met de boodschappen van de markt uit de tas gehaald? Of had ik het überhaupt niet meegenomen?

Ik had er niet zelf betaald, dat wist ik zeker. Tegen de marktkoopman die vond dat je altijd de man moet laten betalen, had ik tenslotte nog gezegd dat mijn spouse me speciaal voor de aankoop van die zak appels een tientje in de hand had gedrukt. Dat vond de koopman dan nog net kunnen.

Roze olifant

Belletjes naar de laatst bezochte winkels leverden niets op. Al vond ik de reactie van een drankwinkelmedewerker, die op mijn zoekende vraag alleen maar ‘no!’ riep en de hoorn erop gooide, best verdacht. Het was weekend en de politie was alleen geopend voor noodgevallen. Met de recente meldingen van steek- en schietpartijen in het geheugen vond ik mijn verlies niet levensbedreigend. Ik wist immers niet eens zeker of het om diefstal of gewoon eigen domheid ging.

Me restte dus niets anders dan proberen te stoppen met het graven in mijn geheugen naar details die er simpelweg niet waren. Maar probeer maar eens niet aan de roze olifant te denken als het enige waar je niet aan mag denken, precies, een roze olifant is.

En toen maandagochtend de verrassing. Een mail van de Harvard Police: mijn portemonnee was terecht. Iemand had hem ingeleverd. De afgelopen maanden heb ik me er steeds met enig ongemak over verbaasd dat een universiteit een eigen politieapparaat heeft met nagenoeg dezelfde bevoegdheden als de gewone politie. Ook vroeg ik me af hoe de politie-eenheden van Harvard en MIT nou precies werk en gebieden verdelen. Stel, er wordt een MIT-student beroofd in Harvard Yard, wie moet er dan in actie komen?

Kale kabouter

Vanaf nu mag ik hun bestaansrecht niet meer in twijfel trekken, want ze hadden de moeite genomen mijn Harvard ID na te trekken en mij een mailtje te sturen over mijn portemonnee. Een uurtje later stond ik er met zenuwachtig kloppend hart op de stoep. Ook al zijn ze er in principe om me te helpen en te beschermen, mensen die zoveel macht in handen hebben en die ook graag vertonen, vind ik eng.

Maar mijn vooroordelen werden meteen gelogenstraft. Achter de balie zat een ronde kabouter in uniform, kaal met een enorme baard, die nog nooit een barbier gezien heeft. Toen ik vertelde waarvoor ik kwam, veerde hij op. Hij was zo blij voor mij dat mijn beurs gevonden was en er op wat los geld na niets ontbrak. Ik moest eens weten hoe hij in paniek zijn hele huis overhoop haalde als hij iets kwijt was. Ik voelde meteen een band. Of ik alleen nog even voor ontvangst wilde tekenen.

06-11-2015