Verhuisverlangens

Na 3500 dagen Damsterdiep begin ik onderhand wat last te krijgen van sluimerende verhuisverlangens. Ik probeer ze te onderdrukken. Ik wil niet willen verhuizen. Verhuizen is kut. Bovendien kan ik mijn vluchtreactie amper onderbouwen met steekhoudende argumenten.

De voorkeursbestemmingen zijn compleet gebaseerd op onderbuikgevoel en erg stemmingsafhankelijk. Tijdens het ondernemen van sportieve activiteiten waan ik me met mijn toekomstige bikinilijf in Mexico. Soms voert de techno-geïnduceerde runners high me naar Berlijn. Wanneer de huur moet worden overgemaakt, verlang ik naar een antikraak-klaslokaal. In Groningen, of Amsterdam natuurlijk.

Met de nodige muurverf en verwoed geschuif met meubels probeer ik een verhuizing naar mijn eigen huis te simuleren. De gestage metamorfose naar een moderne Mexicaanse pied-à-terre bleek inderdaad een goede onderdrukker voor m’n verhuislust.

Tot afgelopen zaterdagnacht. In één uur tijd brachten twee buurmannen me onafhankelijk van elkaar onmiddellijk weer terug in die residentiële crisis. Buurman nummer 1 besloot na tien jaar gluren de stoute schoenen aan te trekken en me te vragen of ik hem manueel wilde bevredigen voor 50 euro. Waar ik achteraf gezien iets stelliger had mogen reageren met ‘gatverdamme nee, getrouwde smeerpijp’, probeerde ik toekomstige awkwardness te vermijden met een wat diplomatieker antwoord. Dus loog ik: dat ik dat niet kon doen omdat ik normaal alleen in het hogere segment opereerde. Denk aan 800 euro op een avond. Hij beloonde mijn bluf met het twijfelachtige compliment ‘dat dacht ik al’ en drukte me ook nog een zakje pepernoten in de hand.

Thuis sprong ik onder de douche om z’n vieze woorden van me af te spoelen. Bij het afdrogen hoorde ik ineens mijn achterdeur dichtgedrukt worden. Met gespitste oren schoot ik snel wat ondergoed aan en ik greep mijn telefoon. Toen was het stil. Net toen ik had besloten dat ik para werd, hoorde ik het knappen van een kattenbaksteentje. Toen een voetstap. Ik stak mijn hoofd buiten de badkamerdeur en keek recht in de onpeilbare rode ogen van mijn vroegere buurjongen.

Ferm doch wederom beleefd stuurde ik hem de voordeur uit, driedubbelcheckte m’n sloten en belde mijn moeder uit bed. Snikkend en scheldend at ik mijn buurmans pepernoten. Doe mij maar verre vrienden.

26-11-2014