In een rubberboot naar Europa

‘Waar ik precies was? Ik had geen idee. Zeven dagen lang zat ik op de Middellandse Zee. Ik wist niet of ik ooit nog land zou zien.’

Het was het laatste jaar van de middelbare school, het jaar voordat Maria (20) naar de universiteit zou gaan. ‘Alles ging goed. Ik leerde hard en droomde om na dat jaar farmacie te gaan studeren.’ De oorlog in Syrië maakt het Maria onmogelijk om haar droom waar te maken in haar geboorteland. ‘Er waren dagen dat ik niet naar school kon omdat het te gevaarlijk was. Het was altijd onrustig en je wist nooit wat er ging gebeuren. Het maakte me bang.’

Te gevaarlijk

In mei 2013 is de situatie in haar omgeving onhoudbaar en vlucht Maria samen met haar moeder, zusje, broer en neef naar Europa. Haar vader komt eerder om in de oorlog. ‘Tot de laatste dag heb ik nog gestudeerd. Ik wilde er zeker van zijn dat ik goed voorbereid was voor mijn tentamens. Ik wist niet of ik nog terug zou komen in Syrië.’

Terwijl het gezin hun huis achter zich laat, horen ze bommen vallen. ‘Die hoorden we elke dag’, vertelt Maria. Met alleen de hoogst nodige spullen verlaten ze hun woonplaats Kamishli en vliegen ze naar Damascus. ‘Ik vond het heel erg om alles achter te laten’, vertelt ze. Vanuit de hoofdstad vervolgen ze hun reis met de auto naar Libanon, om daar het vliegtuig naar Egypte te nemen.

‘Ik sprong in zee’

‘We zaten opgevouwen in de boot’
In Egypte ligt er aan de kust een kleine rubberboot klaar. ‘We moesten in een boot die geschikt was voor tien personen. Maar we waren met meer dan twintig mensen. Dus moesten we de spullen die we hadden, achterlaten. Het enige wat ik nog had, waren de kleren die ik aanhad.’

Maria en haar familie varen een half uur tot er geen land meer in zicht is. Daar ligt een nieuwe boot die hen vervoert richting Europa. ‘We moesten in zee springen om naar de andere boot te komen. Het was een hele oude, vieze boot en nog kleiner dan de vorige. We zaten opgevouwen in de boot en er was bijna geen eten en drinken.’

Na drie dagen varen moet iedereen weer in een nieuwe boot. Deze is beter dan de tweede, vertelt Maria. ‘We moesten weer in het water springen om in de nieuwe boot te komen. Er stond een harde wind, het was heel gevaarlijk. Iedereen was bang en bad tot god.’ Na een paar dagen moet iedereen weer overstappen naar de tweede boot, die het hele stuk heeft meegevaren. ‘Het was heel onzeker. Ik wist niet of ze ons echt naar Europa zouden brengen. Toen ik eindelijk land zag, voelde dat als een droom.’

Bestemming onbekend

‘Toen we aankwamen in Europa had ik geen idee waar we waren.’ Maria en haar gezin rijden in een auto naar Nederland, waar ze in het aanmeldcentrum in Ter Apel terechtkomen. Hier verblijven ze een maand. Na deze maand krijgen ze een verblijfsvergunning en verhuizen ze naar een nieuw kamp in Sint Annaparochie. Weer een maand later vindt het gezin een huis in Enschede.

‘Ik wil nergens anders meer naartoe’
Via het UAF, een organisatie die hoogopgeleide vluchtelingen helpt bij het vinden van een plek in de maatschappij, doet Maria een voorbereidingsjaar voor de universiteit. Ze gaat in een klein dorpje buiten Groningen bij een jong gastgezin wonen, dat ook uit Syrië komt. Afgelopen maand is ze begonnen met haar droomopleiding: farmacie.

Toekomst

Maria’s belangrijkste doel is op dit moment haar opleiding halen, al is de taalbarrière soms lastig. ‘Ik snap nog niet alles wat er in colleges gezegd wordt. Dat frustreert me wel. Maar ik denk dat het gaat lukken. Als ik wil dan kan ik het.’

Wat ze na haar opleiding gaat doen, weet ze nog niet. ‘Ik wilde altijd in de industrie werken en medicijnen maken. Maar apotheker lijkt me ook leuk.’ Eén ding weet ze in elk geval zeker: ze gaat niet meer terug naar Syrië. ‘Dat land heeft me niet geholpen. Ik wilde daar studeren, maar ik kreeg de mogelijkheid niet. Ik ben heel blij dat ik nu hier ben. Ik wil nergens anders meer naartoe.’

Op verzoek van de geïnterviewde is de naam ‘Maria’ gefingeerd.

05-10-2015