Die blos is niet vanzelfsprekend

Blozen is een van de bijzondere specialiteiten van hoogleraar experimentele psychopathologie Peter de Jong. Hij is een van de weinigen. Toch is zijn onderzoek geen eenzaam avontuur: ‘Er komt veel samen in de blos.’

[vsw id=”7qhfjoqFC1c” source=”youtube” width=”425″ height=”344″ autoplay=”no”]

 

De Jong staat op van zijn bureau en maakt plaats op de tafel in zijn kantoor in het Heymans gebouw (GMW). ‘Wat leuk dat je er bent, hoe kwam je er eigenlijk bij?’, vraagt hij meteen. The Psychological Significance of the Blush, het boek dat hij met enige anderen schreef, ligt sinds een paar dagen in de bibliotheek. Na de eerste vraag brandt de Jong los: in hoog tempo en met veel armgebaren vertelt hij over ‘zijn’ onderwerp: blozen.

Haar op ons gezicht?

Eigenlijk had hij er nog nooit echt over nagedacht: het rood worden van iemands gezicht- en nek door verwijding van oppervlakkige bloedvaten. Totdat hij – nu alweer zo’n vijftien jaar geleden – in Maastricht zocht naar behandelingen voor mensen met een sociale angststoornis. En die mensen hebben ook vaak bloosangst. ‘Waarom blozen mensen überhaupt? Ik had me dat nooit gerealiseerd’, blikt hij terug. ‘In ’95 was er nog weinig over bekend. Wat logisch is, het is lastig om er onderzoek naar te doen.’

In hoog tempo en met veel armgebaren vertelt hij over het alledaagse fenomeen dat toch zoveel vragen kan oproepen. ‘Je bloost op je wangen, daar zit geen haar: dit maakt het zichtbaar voor anderen. Maar is dit altijd zo geweest? Hadden we vroeger haar in ons gezicht? Waren we eigenlijk blank of donker?’

Beetje bang

Hij stelde de vraag aan een groep antropologen van de Vrije Universiteit. ‘Dear Peter, I hope this is a serious question…’, was het antwoord. Maar ze wisten het niet. ‘Volgens mij waren ze ook een beetje bang dat ik een racist was’, voegt hij er droog aan toe.

Onderzoek van de Amerikaanse antropologe Nina Jablonski, die zich bezighield met de huidskleur van primaten, hielp hem verder. Onze verre voorouders hadden een witte, behaarde huid. Ze verloren hun haar, omdat ze zoveel bewogen dat ze hun warmte kwijt moesten kunnen. Waarna de huid donkerder werd als bescherming tegen de zon. ‘Heel fascinerend waar je dan in een keer terecht komt.’

Vijftien jaar later is blozen De Jongs specialiteit geworden. Maar onderzoek ernaar is niet eenvoudig. ‘Je moet iets hebben wat een blos uitlokt, die je vervolgens meet. Een tweede persoon reageert op de blos. Het beïnvloedt het gedrag. Ik kwam uit op de prisoner’s dilemma game, een spel dat draait om vertrouwen. Wanneer je samenwerkt, is de opbrengst voor beide spelers het hoogste. Maar wanneer een van beiden besluit vals te spelen gaat de meeste winst naar hem en verliest de andere.’

Een ‘goede’ blos kan functioneel zijn, bleek al uit De Jongs onderzoek. ‘Het geeft aan dat je je bewust bent van je fout.’


Bij het prisoner’s dilemma betekent het dat je tegenstander je sneller vergeeft als jouw ‘tactiek’ hem geld heeft gekost. ‘Net zoals wanneer je de Hema uitloopt en het alarm gaat af. Mensen vinden een open gezicht prettig.’

Maar een blos kan ook ‘verkeerd’ uitpakken. ‘Als je een praatje moet houden voor een volle zaal en je bloost te hevig, geeft dit anderen een ongemakkelijk gevoel.’

Zelf bloost hij niet zo vaak meer. ‘Jongeren hebben er vaker last van, omdat zij veel bezig zijn met de mening van anderen.’ Als je ouder wordt, maakt dit minder uit. ‘Je groeit in rollen, krijgt meer ervaring. Ik ben afdelingshoofd, in een vergadering kan ik op die rol leunen.’

 

22-04-2013