‘Overvallen en ontroerd tegelijk’

Onder de hoede van universitair docent Kunstgeschiedenis Peter de Ruiter verschijnen de komende jaren elf delen over kunstkritiek in Nederland. Elf! Waarom in godsnaam zoveel?

Geen goede vraag, zo blijkt. Nog voor ik een plekje tussen stapels papier en boeken heb kunnen vinden, begint De Ruiter te praten. ‘Alle journalisten die mij interviewen, vragen mij onmiddellijk naar het waarom van de elf delen. Echt opmerkelijk! Alsof 130 jaar kunstkritiek past in één handboekje.’

Ik ben blij dat ik de kans niet heb gekregen de vraag te stellen.

Elf delen

De Ruiter verplaatst nog wat stapels boeken, kijkt op en gaat zitten. ‘In elk deel staan een inleiding, zo’n dertig tot veertig kritieken, biografieën van de critici die in de bloemlezing voorkomen, over een periode van 130 jaar’, zegt hij. ‘Daarom zijn er elf delen. Ze geven stuk voor stuk inzicht in het denken over kunstkritiek en het oordelen over kunst in de context van een bepaalde tijdsperiode.’

Dozen vol knipsels

De Ruiter schrijft zelf twee van de elf , waarvan er één – ‘De terugkeer van het schilderen’ – nu is verschenen. Het schrijven kostte hem ruim 2,5 jaar, tijd die vooral ‘op’ ging aan het doorspitten van enorme hoeveelheden weekbladen, kranten en vakbladen.

Dozenvol

Zijn werkkamer staat vol dozen met krantenknipsels. Knipsels met kunstkritieken, sommige wel honderd jaar oud. Eén doos bevat er zelfs zo’n achtduizend. ‘Ik maak geen grap, hoor’, zegt Peter de Ruiter. En hij kan het weten: hij heeft ze stuk voor stuk gelezen.

Badinerend over kunstkritiek

Dit project, waar hij hoofdredacteur van is, begon in het najaar van 2009. Al liep hij al sinds 2006 met het idee om een grote studie aan de kunstkritiek te wijden. ‘Ik had teveel in mijn hoofd. En in 2009 dacht ik: nu moet het ervan komen.’

Hij schreef een synopsis, diende deze in ter ondersteuning van een subsidieaanvraag en kreeg van het Prins Bernhard Cultuurfonds 80.000 euro, waar later nog eens 90.000 euro bij kwam.

De elf delen houden hem dag en nacht bezig – het schrijven zelf, maar ook het hoofdredacteur zijn van de overige negen delen. ‘Ik wilde de kunstkritiek voor eens en altijd boven water halen, laten zien dat het genre kwaliteit heeft’, zegt hij. ‘Er wordt wel eens wat badinerend over gedaan, maar er is zeer veel waardevols verschenen.’

Euforisch moment

Ook al is het zwaar – naast zijn nachtrust ‘lijdt’ ook zijn vrije tijd eronder – de ontvangst was boven verwachting. De aula in het Stedelijk Museum was met ruim 200 mensen uitverkocht tijdens de presentatie, er was veel aandacht voor hem en mederedacteur Jonneke Jobse in de kranten en recensie-exemplaren zijn al aangevraagd. ‘Zelfs het Reformatorisch Dagblad belde me voor een interview, mét foto. Het is krankzinnig en het kwam allemaal onverwacht. Ik voelde me overvallen en ontroerd tegelijk.’

Zijn echte euforische moment kwam al maanden eerder. ‘Na maanden bladeren, lezen en zoeken ontdekte ik ‘opeens’ een geweldige criticus. Zo’n ontdekking is fantastisch, vooral omdat het als een verrassing komt. Je hart staat dan echt even stil.’

Boekjes

24-04-2014