Cultuurbarbaren

Onze oudste heeft de komende week zijn jaarlijkse cultuurmarathon van school. Het lesrooster wordt een week opzij gezet zodat de leerlingen zich kunnen wijden aan al het schoons wat de kunst, architectuur en muziek te bieden hebben. Lekker een week naar musea, ateliers en concertzalen. Althans, dat denk je dan.

Ik vroeg hem waar hij zich voor ingetekend had. Hij noemde wat dingen: squash, roeien en golf. Ik kon er geen cultuur in ontdekken. Of je moet dat zo breed opvatten dat je net zo goed kan gaan pannenkoekenbakken. Hij gaat dus een week sporten, daar komt het op neer.

‘Heb je er wat zin in?’, vroeg ik, een beetje plichtmatig belangstellend. Ouderlijke belangstelling is tegenwoordig wat vroeger levertraan was: kinderen trekken er een vies gezicht bij, maar je weet dat het goed voor ze is en dus blijf je het geven. ‘Alles beter dan een week huiswerk’, zei hij, maar ik merkte aan alles dat hij er weinig zin in heeft. Het feit dat het sporten onder de noemer van cultuur plaatsvindt, is kennelijk genoeg om het op voorhand vervelend te vinden.

Je moet nooit teleurgesteld zijn in je kinderen. Daar word je maar ongelukkig van en zij hebben er ook niks aan, maar ik kan niet ontkennen dat de geringe belangstelling voor alles wat met cultuur te maken heeft me wel eens steekt. Ik bedoel, het ligt bij ons voor het oprapen: een huis vol boeken, muziekinstrumenten, schilderijen en tekeningen aan de muur en alle cantates van Bach. Ik heb ze meegenomen naar musea, kerken en voorstellingen, maar het kan ze niet boeien.

Dat was in mijn jonge jaren wel anders. Cultuur was een schaars goed. Met mijn moeder naar de jaarlijkse uitvoering van de muziekvereniging en elke zondag in de kerk slepende psalmen zingen. Van een tante kreeg ik op mijn verjaardag loodzware boeken over De wereldschatten van de kunst en in klas zes van de lagere school haalde ‘het hoofd der school’ me op zaterdag wel eens van huis; hij nam me dan mee naar een museum of reed met me langs historische gebouwen. Daar moest ik het mee doen.

Wat ik er precies van vond, weet ik niet meer, maar wel dat ik er meer van wilde en nu denk ik wel eens dat ik er niet meer zonder zou kunnen. En dan zit ik uitgerekend met twee cultuurbarbaren opgescheept. Hoe kan dat toch?

Een paar weken geleden deed mijn cd-speler het niet. Zonder enige aanleiding liet hij het in het paasweekend plotseling afweten. Ik checkte – technisch als ik ben – nog of de stekker wel in het stopcontact zat, maar daar kon het niet aan liggen. Ik vergat het, maar het volgende weekend foeterde ik weer dat de cd-speler kapot was.

‘Ik snap er niks van’, zei ik, om uitdrukking te geven aan mijn algehele staat van ontreddering. ‘O’, zei mijn vrouw, ‘hij is niet kapot hoor, de jongens hebben een contactje van de versterker losgedraaid.’ Ze leek het de gewoonste zaak van de wereld te vinden.

‘Maar waarom?’, vroeg ik, geen enkele levensvraag uit de weg gaand. ‘Dan kon jij de Mattheüs-Passie tijdens het paasontbijt niet opzetten’, antwoordde ze.

Ik kon het bijna niet geloven, maar toen ik de enigszins spottende blik van mijn vrouw zag, meende ik daarin het antwoord te vinden op de vraag hoe het toch komt dat ik met twee cultuurbarbaren opgescheept zit.

24-04-2015