Minder bureaucratie bij onderwijskeuring

Minister Bussemaker wil minder bureaucratie bij de keuring van onderwijsinstellingen, en de docenten het vertrouwen en de ruimte geven om zich weer eigenaar van het onderwijs te voelen.

Dat schrijft ze in een brief aan de Tweede Kamer. Volgens de minister is de verantwoordingsdruk zo hoog, dat het veel belangrijkere proces van verbetering onder druk staat. Docenten moeten weer bezig kunnen zijn met het geven van onderwijs, in plaats van bezig te zijn met verantwoording afleggen aan derden.

Volgens de nieuwe plannen krijgen de instellingen nog steeds elke zes jaar controle. Alleen wordt die minder omvangrijk. Accreditatie geldt voor onbepaalde tijd, waarna er na zes jaar gekeken wordt of er redenen zijn om die in te trekken. Het papierwerk moet daardoor worden gehalveerd. ‘Ik ben geschrokken van de verhalen van docenten die steeds meer tijd kwijt zijn aan bureaucratie. Dat leidt af van het lesgeven’, zegt Bussemaker tegenover de NOS.

Studenten meer invloed

Studenten krijgen een grotere stem bij de beoordeling van hun opleiding. Ze mogen een eigen hoofdstuk schrijven in de opleidingsevaluatie. In het evaluatiepanel moet altijd een student zitten. En een instelling mag pas deelnemen aan de pilot met instellingsaccreditatie, als de medezeggenschapsraad daarmee in heeft gestemd.

Die pilot start in 2017. Bij drie universiteiten en drie hogescholen vindt de accreditatie op instellingsniveau plaats en worden opleidingen niet meer geaccrediteerd door de NVAO (Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie).

Studentenvakbond is tegen

Studentenvakbond LSVb keurt het plan af. ‘De student betaalt steeds meer voor zijn opleiding en moet er dan ook vanuit kunnen gaan dat deze van goede kwaliteit is. Instellingsaccreditatie kan dit niet garanderen’, zegt voorzitter Tom Hoven.

Ook herkent de LSVb zich niet in de klacht van universiteiten dat de administratieve lasten te hoog zouden zijn. Hoven: ‘Universiteiten klagen over de lastendruk, terwijl ze zelf vaak veel te veel documenten aanleveren. Het probleem ligt zo niet bij het stelsel, maar bij de instelling.’

Ook universiteitenvereniging VSNU heeft kritiek: ‘Het is een lange en omslachtige procedure die bestaat uit verschillende toetsen om te bepalen of je uiteindelijk deel mag nemen aan de pilot, waarbij de administratieve lasten eerder lijken toe te nemen dan af te nemen. Bij het positief doorlopen van al die stappen is het bovendien niet zeker of de instelling uiteindelijk deel mag nemen aan de pilot, omdat er een maximum is gesteld van drie universiteiten in 2017 en drie universiteiten in 2018. De VSNU wil dat de pilot in principe toegankelijk is voor alle universiteiten die daaraan mee willen doen.’

Het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO) is wel voor, als tenminste de medezeggenschap wordt versterkt. ‘Wanneer de teugels van extern toezicht worden losgelaten moeten interne medezeggenschappers meer tanden krijgen om in te kunnen grijpen wanneer dat nodig is’, aldus bestuurslid Rosanne Broekhuizen.

02-06-2015