• weinberg-vg
    Emeritus-hoogleraar Hans Wijnberg
     RUG-hoogleraar was oorlogsheld 

    ‘Inglourious’ Wijnberg

    De Inglourious Basterds uit Tarantino’s speelfilm bestonden echt. Een van hen was wijlen Hans Wijnberg, voormalig RUG-hoogleraar organische chemie.
    in het kort

    Quentin Tarantino’s Inglourious Basterds is losjes gebaseerd op een echte Amerikaanse spionagemissie tijdens de Tweede Wereldoorlog.

    Een van de drie geheim agenten die betrokken waren bij de missie, was Hans Wijnberg. Diezelfde Wijnberg was van 1960 tot 1987 hoogleraar organische chemie aan de RUG.

    De ‘Basterds’ uit Tarantino’s film maakten Frankrijk onveilig voor nazi’s, maar Wijnberg en zijn twee collega-soldaten werden gedropt in Oostenrijk om de Duitse troepenopbouw en materieeltransporten in de regio te bespioneren.

    Uiteindelijk was het trio zelfs medeverantwoordelijk voor de relatief geweldloze overgave van de Tiroler hoofdstad Innsbruck aan de geallieerden in 1945.

    Over het echte verhaal achter Inglourious Basterds is in 2012 een docufilm verschenen, getiteld The Real Inglorious Bastards. Deze film wordt op 3 mei vertoond in Groningen.

    Aan de RUG waren niet veel mensen bekend met Wijnbergs verleden als oorlogsheld. Volgens RUG-intimi sprak Wijnberg niet zo makkelijk over dat deel van zijn verleden.

    volledige versie

    Leestijd: 10 minuten (1920 woorden)

    Oké, ze liepen niet rond met knuppels of naziscalpen. En nee, ze hebben ook geen Parijse bioscoop opgeblazen. Zelfs de dood van Hitler hadden ze niet op hun geweten. De échte Inglourious Basterds werden niet eens in Frankrijk gedropt, maar in de Oostenrijkse Alpen, vlakbij de Tiroler hoofdstad Innsbruck.

    Toch stonden de belevenissen van Franz Weber, Frederick (‘Freddy’) Mayer en Hans Wijnberg model voor Tarantino’s rolprent over een clubje Joodse soldaten onder Amerikaanse vlag, die met maar één doel voor ogen – ‘killing Nazis’ – uiteindelijk de voltallige nazitop uitroeien en het Derde Rijk op de knieën dwingen.

    Geheim agent

    De realiteit is een stuk minder fantastisch dan de hersenspinsels van de bekende Amerikaanse filmmaker, maar zeker niet minder spannend. Bovendien werd een van de drie hoofdrolspelers in het waargebeurde verhaal, Hans Wijnberg, vijftien jaar later hoogleraar-directeur van het Organisch Chemisch Laboratorium van de RUG. Hij bezorgde het lab veel aanzien op internationaal gebied, vooral in Amerika, waar hij vanaf 1939 zo’n twintig jaar had gewoond.

    Enkele maanden voordat de Tweede Wereldoorlog losbarst, stuurt vader Leo Wijnberg – geschrokken van het antisemitische klimaat en de Duitse dreiging – zijn Joodse tweelingzoons Hans en Loek vanuit Nederland naar de Verenigde Staten. Ze gaan er naar school en in 1943 meldt Hans zich voor de militaire dienst. In een jaar tijd wordt hij klaargestoomd tot parachutist en geheim agent. In 1944 belandt hij – samen met de van oorsprong Duitse Mayer – op het Zuid-Europese hoofdkwartier van de Amerikaanse militaire inlichtingendienst in het Italiaanse Bari.

    Daar worden de plannen gesmeed voor operatie Greenup en in februari 1945 is het zover: Mayer, Weber (een gedeserteerde Wehrmachtluitenant uit Oostenrijk) en Wijnberg laten zich met parachutes boven de Ötztaler Alpen uit een vliegtuig vallen, belanden op een gletsjer en banen zich door de heupdiepe sneeuw een weg naar Innsbruck.

    Van daaruit bespioneren ze de Duitse treintransporten door de Brennerpas, de troepenopbouw in de regio en zelfs de productie van Messerschmitt-gevechtsvliegtuigen. Weber zorgt voor lokale contacten, Mayer doet het spionagewerk en Wijnberg seint de bevindingen vanaf een boerderijzolder door naar het hoofdkwartier in Bari. ‘Het werkte!’, zegt Wijnberg er later zelf over. ‘Het radiosignaal kaatste rond door de Alpen en kwam uiteindelijk aan in Bari, Italië. Ongelofelijk!’

    ‘Je ne sais pas’

    Het trio weet enkele maanden lang uit handen van de bezetters te blijven, maar in april wordt Mayer verraden door iemand die hem aanziet voor een hoge Amerikaanse officier. De Duitsers pakken hem op en martelen hem, in de hoop dat hij zijn dekmantel prijsgeeft. Maar de spion – die zich op dat moment voordoet als Franse elektricien – geeft zijn beulen steeds weer hetzelfde antwoord: ‘Je ne sais pas.’

    sulztalerferner-vg

    De afsprongplaats, het Sulztaler Ferner. Op de kaart links omcirkeld.

    Terwijl de geallieerden steeds verder oprukken, ontsnapt Mayer ternauwernood aan de folterdood. Eerst dankzij een Duitse legerarts, met wie Mayer er na de oorlog nog een vriendschapsrelatie op na zou houden, en vervolgens dankzij Franz Hofer, de hoogste nazi-bevelhebber van Tirol. Hij ziet de vermeende topofficier als zijn laatste strohalm om aan een oorlogstribunaal te ontkomen.

    Als de geallieerden uiteindelijk voor de poorten van Innsbruck staan, geeft Hofer zich zelfs over aan Mayer, in ruil voor immuniteit. ‘Daartoe was ik helemaal niet bevoegd’, herinnert Mayer zich later. ‘Maar het leek me wel een goede deal.’ Zo kon de Amerikaans-Duitse spion met een witte vlag de Amerikaanse troepen tegemoet rijden, om tenslotte bij de eerste de beste officier de overgave van Innsbruck aan te bieden.

    De echte ‘Basterds’

    Het verhaal lijkt zich – ook zonder Tarantino’s ongebreidelde fantasie – prima te lenen voor een film. En die film kwam er ook, al gebeurde dat pas in 2012. Geen speelfilm in dit geval, maar een documentaire – die overigens slim inhaakt op het succes van Tarantino’s bioscoopkraker, getuige de titel The Real Inglorious Bastards.

    In de docufilm doen Wijnberg en Mayer (Weber liet in 2001 het leven) het echte verhaal uit de doeken. In het geval van Wijnberg voor de allerlaatste keer: de dag na het interview – op 25 mei 2011 – overlijdt de dan 88-jarige emeritus hoogleraar aan de gevolgen van hartproblemen.

    Bandenlijm

    Hans Wijnbergs interesse in scheikunde zou wel eens in de familie kunnen zitten. Zo was zijn grootvader Louis uitvinder van de ‘Simson-solutie’, de lijm die te vinden is in de gelijknamige reparatiesetjes voor fietsbanden. Het familiebedrijf ging over op Hans’ vader Leo, en vrij snel na de oorlog hebben Hans en zijn tweelingbroer Loek de zaak verkocht. Hans Wijnberg was trots dat het bedrijf van zijn opa nog steeds bestond, zei hij in 1998 in een radio-interview. Voor Wijnbergs protégé Ben Feringa is de fietsbandenlijm een mooi souvenir aan zijn oude leermeester: ‘Telkens als ik een tube Simson haal, moet ik even aan hem denken.’

    De documentaire is al enkele keren uitgezonden op History, maar op 3 mei wordt ie vertoond in de Groningse synagoge aan de Folkingestraat. Een logische timing, en niet alleen met het oog op Dodenherdenking en Bevrijdingsdag. Op 15 april jongstleden overleed Mayer, de laatste overlevende van het trio echte ‘Basterds’. Frederick Mayer was een van de grote voorbeelden van Wijnberg. ‘Hij praatte altijd met veel trots over Freddy’, aldus hoogleraar Ben Feringa, voormalig promovendus van Wijnberg, over zijn oude mentor.

    Wetenschappelijke vader aan de RUG

    Zelf noemt hij Wijnberg zijn ‘wetenschappelijke vader’. ‘Ik heb veel aan hem te danken, het was een boeiende, bijzonder inspirerende man’, zegt Feringa, die in 2011 een lovende necrologie schreef over zijn leermeester. Hoewel Feringa en Wijnberg professioneel veel met elkaar te maken hadden, duurde het tot na de pensionering van Wijnberg voordat die zijn pupil deelgenoot maakte van zijn oorlogservaringen. ‘Eerder sprak hij er niet echt over.’

    Het lijkt een patroon onder Wijnbergs RUG-collega’s. Jan Engberts – sinds 1978 hoogleraar algemene chemie (en later fysisch-organische chemie) – herinnert zich dat Wijnberg zijn oorlogsverleden niet aan de grote klok hing. ‘Volgens mij had hij het er hier op het werk niet over’, zegt hij. ‘Maar Hans was dan ook erg selectief met wat hij aan wie vertelde.’

    De drie ‘brothers in arms’ (van links naar rechts): Franz Weber, Fred Mayer en Hans Wijnberg.

    Ook bij de UK, waar Wijnberg jarenlang columns voor schreef, leek men destijds niet op de hoogte van zijn heldenrol in de Tweede Wereldoorlog. ‘Voor zover ik weet, was dat bij de UK niet bekend’, vertelt Luuk Hajema, die tot 1989 hoofdredacteur was van de toen nog papieren Universiteitskrant. ‘In de vijf jaar dat ik er zat, werd daar niet over gesproken.’

    Biografie

    Hajema werkt nu aan een biografie over de ‘Inglourious Basterd’ van weleer. Via gesprekken met familieleden, vrienden, kennissen en collega’s van Wijnberg weet hij inmiddels een stuk meer over diens activiteiten tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog en de manier waarop hij er later over sprak.

    ‘Het was niet helemaal een taboe’, aldus Hajema. ‘Er was een kring van mensen die ervan wisten, maar hij liep er niet mee te koop. Ook zijn zoon Anthony vertelde me dat Wijnberg thuis lange tijd zweeg over de oorlog. Later werd het onderwerp wel aangesneden, maar over zijn gevoelens werd niet gesproken. Dat was wél taboe.’

    Film zien?

    Op dinsdag 3 mei wordt The Real Inglorious Bastards vertoond in de synagoge aan de Folkingestraat 60. De voorstelling begint om 20.00 uur en kent een voorprogramma met klassieke filmbeelden van het vertrek van Hans en Loek Wijnberg naar New York in 1939. De entree bedraagt 5 euro.

    Meer informatie vind je op de website van de synagoge.

    Een uitgebreid radio-interview uit 1998, waarin Wijnberg zijn volledige levensverhaal uit de doeken doet, lijkt dat beeld te bevestigen. In deze aflevering van Een leven lang (online na te luisteren) praat hij honderduit over zijn avonturen in Tirol. Maar als de interviewer doorvraagt over Wijnbergs emoties bij de herinnering aan zijn overleden ouders en jongere broer Robbie, die alle drie omkwamen in Auschwitz, is hij kortaf: daar wil hij het niet over hebben.

    Spijt

    Het is typerend voor de persoon Wijnberg, zeggen zijn oude vrienden en kennissen. Wijnberg was trots, hield er zo nu en dan zelfs van om een beetje op te scheppen, aldus Engberts. En die trots leek te botsen met de schaamte, die sommigen bij hem ontdekten als hij terugdacht aan de Jodenvervolging in Europa en de dood van zijn familieleden in het bijzonder.

    ‘Hij zei mij ooit dat hij lang heeft rondgelopen met het idee dat hij spijt had dat hij naar Amerika was gegaan’, vertelt Engberts. ‘‘Ik had hier moeten blijven om de Joden te helpen’, zei hij dan.’

    Het is iets waar Feringa niet aan moet denken. ‘Bij het zien van The Real Inglorious Bastards realiseerde ik me dat het allemaal heel anders had kunnen lopen. Voor hetzelfde geld had ik Wijnberg nooit als promotor gehad. En of ik dan nog hier terecht zou zijn gekomen als hoogleraar? Dat weet je nooit!’

    ‘Kill Wijnberg’

    Na de oorlog keert Wijnberg kort terug naar Nederland om te achterhalen hoe zijn achtergebleven familie het maakt. Maar het Rode Kruis heeft slecht nieuws: zijn ouders en jongere broer Robbie zijn omgekomen in Auschwitz. Hij besluit zijn leven in de Verenigde Staten voort te zetten.

    Hij studeert er af in de scheikunde en doet onderzoek aan diverse Amerikaanse universiteiten, om uiteindelijk in 1959 via een fellowship weer neer te strijken in Nederland: eerst in Leiden, en vanaf 1960 aan de RUG, als hoogleraar-directeur van het Organisch Chemisch Laboratorium.

    Na pakweg twintig jaar VS heeft Wijnberg op dat moment nog een dik Amerikaans accent, herinnert RUG-hoogleraar organische chemie Jan Engberts zich. Maar ook op andere manieren brengt Wijnberg een ‘sterke Amerikaanse sfeer’ met zich mee. ‘Hij was veel toegankelijker dan op dat moment gangbaar was in Nederland. En hij was altijd bezig met het promoten van het lab. Dat leverde veel aanzien op in het buitenland, en dan met name in de VS.’

    Wijnberg had een voorliefde voor stereochemie, het onderdeel van de scheikunde dat zich richt op de ruimtelijke opbouw van verbindingen, de moleculaire symmetrie en de gevolgen daarvan op de manier waarop stoffen met elkaar reageren. Maar een onderwijsman was hij niet, aldus Engberts. ‘Als er college moest worden gegeven, probeerde hij dat af te schuiven.’

    Toch herinnert Ben Feringa zijn oude promotor als een goede leermeester. ‘Mensen hebben veel van hem geleerd’, zegt hij. ‘Maar het was geen gemakkelijke man.’ Engberts onderschrijft dat: ‘Voor de mensen met wie hij dagelijks nauw samenwerkte, was hij erg goed. Maar voor anderen was hij afwisselend zachtaardig en ronduit vervelend.’

    ‘Met zijn uitdagende houding raakte hij nogal eens gebrouilleerd met mensen’, bevestigt Wijnbergs biograaf, Luuk Hajema. Wijnberg – die voor Nederlandse begrippen vrij conservatief was – had altijd zijn mening klaar en die strookte niet bepaald met de overwegend linkse geest van de universiteitsraad in die jaren. Want ook daar liet Wijnberg van zich horen.

    Bovendien had Wijnberg een gezonde Amerikaanse hekel aan communisme. Die houding zorgde regelmatig voor conflicten – zowel in de u-raad als bij de Universiteitskrant, waarin Wijnberg dwarse columns schreef onder de titel ‘Van de andere kant’. Hij kreeg het bijvoorbeeld aan de stok met de Groninger Studentenbond (GSb) en begin jaren 80 werden er in Groningen zelfs muren onder gekalkt met de leus ‘Kill Wijnberg’. Het lijkt niet waarschijnlijk dat Wijnberg er ook maar een nacht van wakker lag. Hajema: ‘Die man was van de duvel niet bang.’