• koolmezen uit de kast

    De laatste Tinbergen

    Honderden koolmezen in het Lauwersmeergebied zijn deze zomer dakloos. RUG-bioloog Joost Tinbergen haalde dit weekend de laatste nestkasten weg die hoorden bij zijn onderzoek. Na 22 jaar.
    in het kort

    Na 22 jaar stopt RUG-etholoog Joost Tinbergen met zijn koolmezen­onderzoek in het Lauwersmeergebied. De laatste van 600 nestkasten werden dit weekend teruggehaald naar de Linnaeusborg.

    Onder de leiding van Tinbergen werden 93.668 vogeltjes gevangen en geregistreerd door studenten, PhD’s, postdocs en Tinbergen zelf. Van elke vogel is de ‘burgerlijke stand’ bekend. Geboorte, ouders, legselgrootte, gewicht, waarnemingen, enzovoort.

    Tinbergen onderzocht vooral de regulatie van de koolmeespopulatie en de mechanismen die de natuurlijke selectie beïnvloeden.

    Het opmerkelijkste resultaat is dat hij experimenteel kon aantonen dat fitness niet alleen een fysiologische, maar ook een sociale component heeft.

    Ouders met een groot gezin kunnen het volgende jaar de competitie minder goed aan. Dus welke legselgrootte het meeste nakomelingen oplevert, is niet alleen afhankelijk van de competitie, maar óók van wat de buren doen.

    Zijn laatste promovendus Rienk Fokkema gaat verder op die gedachte. Hij maakte nestkasten bijvoorbeeld onaantrekkelijk door ze ondiep te maken. De beste nestkasten bleken weggelegd voor ouders die het vorige jaar een kleine legsels hadden. Het fitness effect houdt dus langdurig aan.

    volledige versie

    Leestijd: 9 minuten (1624 woorden)

    Het wordt een heftig jaar voor de koolmezen in het Lauwersmeergebied. Nog geen twee jaar geleden was hun bedje letterlijk gespreid. Verspreid over het natuurgebied hingen meer dan zeshonderd nestkastjes: er waren meer huizen dan mezen. Wisten zij veel dat die er alleen maar hingen vanwege het wetenschappelijke onderzoek van RUG-bioloog Joost Tinbergen.

    Grote Opruiming

    En dit jaar? Weg zijn de kasten. Na 22 jaar stopt Tinbergens studie naar de verhouding tussen fitness en broedselgrootte, want de hoogleraar is met emeritaat en zijn allerlaatste PhD Rienk Fokkema heeft zijn experimenten afgerond. Vorig jaar bracht Fokkema het aantal kasten al terug van 600 naar 120 om te kunnen onderzoeken welke vogels de populaire nestplaatsen te pakken zouden krijgen. Zodra het broedseizoen afgelopen was, zou de definitieve grote opruiming plaatsvinden. Maar nestelende hoornaars – met 3,5 centimeter de grootste wespensoort van Nederland – gooiden roet in het eten en een handvol kasten moest blijven hangen. Dit weekend brachten Tinbergen en Fokkema dan toch de laatste kastjes terug naar de opslag in de Linnaeusborg.

    Tinbergen geeft het toe:’Het is niet erg aardig voor de beesten. Die komen op een bepaalde dag thuis en dan is hun huis weg.’ Ze zullen moeten uitwijken naar natuurlijke holtes: openingen in bomen, door spechten gehamerde gaten, legt hij uit. ‘Toen we het aantal nestkasten zo sterk terugbrachten, zijn we ook gaan kijken waar de vogels dan gingen nestelen. We vonden zelfs een nest in een de betonnen voet van een waarschuwingsbord van defensie’, vult Fokkema aan.

    Maar of de kuikens zulke nestplekken overleven, is natuurlijk maar de vraag. Het leven van een koolmees gaat niet over rozen. Jaarlijks overleeft maar zo’n veertien procent van de jongen het, terwijl de koolmees gemiddeld wel acht of negen eieren legt. Geen wonder ook dat ze zo dol zijn op de nestkasten, want daarin zijn ze behoorlijk beschermd zijn tegen rovers.

    Smoezelige Subaru

    Toch koos Tinbergen ervoor om de kasten weg te halen. ‘Dat was de afspraak die indertijd met Staatsbosbeheer is gemaakt’, legt hij uit. Maar wat ook meespeelt: die dingen hebben onderhoud nodig. ‘Elk jaar moet je de schroeven losdraaien, anders groeit de boom er helemaal overheen. Ik had natuurlijk alsnog al die kasten na kunnen lopen, maar ik heb ervoor gekozen dat niet te doen.’

    Beroemde Tinbergens

    Joost Tinbergen is niet zomaar een dieretholoog. Met zijn vertrek aan de RUG, komt er een einde aan een reeks van beroemde biologen uit de familie Tinbergen.

    Joost is de neef van de Leidse bioloog Niko Tinbergen, die in 1973 een Nobelprijs kreeg voor zijn onderzoek naar de manier waarop jonge vogels gefixeerd raken op hun moeder. Ook zijn vader Luuk Tinbergen verdiende zijn sporen in de ecologie. Hij werd in 1949 lector aan de RUG en was ook al geïnteresseerd in de bevolkingsdynamiek onder mezen en bestudeerde dat in gevarieerde en minder gevarieerde bossen.
    Joost Tinbergen zelf promoveerde aan de RUG in 1980 op een onderzoek naar het foerageren van meeuwen en werd in 2006 hoogleraar.

    Overigens zijn er meer beroemde Tinbergens. Nobelprijswinnaar en grondlegger van de econometrie Jan Tinbergen is de de oom van Joost (en broer van Niko). Joosts broer is cineast Tijs Tinbergen, die in 1983 de revolutionaire natuurfilm Spreeuwenwerk, maakte over het veldonderzoek van Joost op Schiermonnikoog. In 2014 maakte hij ook nog Mees TV over de fascinatie van de familie voor de koolmees.

    Dat is niet zo gek. Onder zijn leiding werden 93.668 koolmezen gevangen en onderzocht door een eindeloze reeks van studenten, PhD’s en postdocs. Al die gegevens zijn stuk voor stuk zijn ondergebracht in een enorme database. De onderzoekers weten wie de ouders zijn van elke vogel, hoeveel hij woog bij zijn geboorte, hoeveel broertjes en zusjes hij had en nog veel meer. ‘We hebben de burgerlijke stand van ieder individu’, zegt Tinbergen.

    Maar dat betekende ook dat hij al die jaren van eind maart tot in augustus bijna dagelijks op het terrein te vinden was om metingen te doen. Nu is het tijd voor wat anders, een voorjaarsvakantie naar de Franse Alpen bijvoorbeeld. ‘Maar hij is wel een beetje sentimenteel hoor’, zegt Fokkema, met een knik naar zijn leermeester, terwijl ze in een benzineslurpende smoezelige Subaru over de Strandweg naar het broedgebied op het militair oefenterrein rijden. ‘Dat wordt best wennen.’

    Marter

    Plotseling stopt Tinbergen de veldauto. ‘Weet je nog, Rienk, daar hadden we toen die marter zitten!’ wijst hij.

    Die marter, was een boommarter die opdook in 2011 en de onderzoekers een kwart van de vogels op dat onderzoeksterrein kostte. Het beest was uitzonderlijk slim, want hij hengelde de kuikens niet uit het nest door het vlieggat, maar slaagde erin om de deksels van de kasten te lichten. De onderzoekers moesten ze vastspijkeren om te voorkomen dat alle kuikens het loodje legden. ‘Het was overigens wel heel interessant’, vertelt Fokkema verder, want tot die boommarter kwam, hadden we heel weinig natuurlijke vijanden gezien in dit gebied. Maar toen konden we ook de effecten daarvan onderzoeken.’

    Hij doelt op een experiment waarbij gedurende twee jaar een groot aantal nestkasten met houtblokken ondieper werd gemaakt. Fokkema wilde weten welke vogels de grote kasten te pakken zouden krijgen en welke de minder veilige ondiepere. Een koolmees is vrij kansloos in een ondiepe kast, maar in een diepere kan hij – als hij slim en dus fit is – heel diep wegduiken en hopen dat de marter misgrijpt.

    Wat bleek? Vogels die het jaar ervoor een klein nest hadden grootgebracht – die dus minder energie hadden gestopt in het opvoeden van hun kuikens – hadden een duidelijk hogere kans om een diepe kast te pakken te krijgen. Ofwel, het voordeel dat ze hadden opgedaan had een jaar later nog effect.

    Geboren in kast 1649

    Intussen hebbben de biologen een paar mezen gespot. ‘Daar zit er een’, wijst Tinbergen. De kijkers komen tevoorschijn en de beide mannen bestuderen de struiken langs de weg minutieus. ‘Hij is geringd’, spot Fokkema nu. ‘Een ring met transponder.’

    Later – terug op de Linnaeusborg – zal Fokkema constateren dat het mees AX.19224 betrof, geboren in kast 1649 in plot 16 in juni 2013. Ze woog 18 gram, kwam uit een gezin van 8 waarvan er 7 uitkwamen. Fokkema heeft het legsel echter verkleind naar vier kuikens en de andere drie in een ander nest gezet. Op 6 mei is ze gaan broeden in kast 1511 en op 17 december is ze nog eens slapend aangetroffen in kast 1546.

    Het is een van de vogels uit een onderzoek naar het uitvliegen van jonge koolmezen. De transponder zorgde dat ze geregistreerd werden als ze de kast verlieten. Opmerkelijk resultaat: de volgorde waarin de vogeltjes uitvliegen houdt geen verband met hun overlevingskansen, maar het tijdstip wel. ‘Een beestje dat ’s ochtends vroeg uitvliegt doet het het beste, ook als dat op de tweede of derde dag is’, zegt Tinbergen. Waarom? Dat is nog niet helemaal duidelijk.

    Game changer

    Het centrale thema van al het onderzoek dat gedurende al die jaren onder de leiding van Tinbergen heeft plaatsgevonden: hoe wordt de populatie van de koolmezen gereguleerd en welke mechanismen beïnvloeden de natuurlijke selectie? Het opmerkelijkste resultaat, de game changer waar Tinbergen het meest trots op is: hij heeft experimenteel kunnen aantonen dat fitness niet alleen draait om fysiologische componenten, maar ook een sterke sociale component heeft.

    ‘Een mees kan veel of weinig eieren leggen’, legt hij uit. ‘Wat kan ze dan het beste doen om zoveel mogelijk nakomelingen in de volgende generatie te krijgen?’

    Recent onderzoek toonde een nieuw interessant nadeel van het hebben van een groot gezin. ‘Ouders met een groot gezin kunnen het volgend jaar minder goed de competitie met soortgenoten aan. Dus welke legselgrootte het meeste nakomelingen oplevert, is niet alleen afhankelijk van de competitie om hem heen, maar óók van wat de buren doen. Kiezen díe voor een groot legsel of niet. Het belangrijke hiervan is dat de sociale omstandigheden invloed hebben op de selectie op legselgrootte.

    Schaarse nestkast

    Fokkema gaat in zijn promotieonderzoek verder op die gedachte. Hij manipuleerde de gezinsgrootte, haalde nestkasten weg of maakte een gedeelte vlak voor het broedseizoen onaantrekkelijk door ze ondiep te maken. ‘Vooral de manipulatie van de aantrekkelijkheid van een deel van de kasten is een elegant experiment’, vindt Tinbergen, ‘want je houdt álle vogels in beeld, terwijl je toch de competitie kunt onderzoeken.’

    Het onderzoek van vorige zomer, waarbij Fokkema het aantal nestkasten voor het broedseizoen drastisch verkleinde, liet echter geen effect zien voor de ouders met kleine gezinnen. Hoewel… ‘We vonden inderdaad niet dat zij meer kans hadden zo’n schaarse nestkast te bemachtigen, maar we denken dat dat komt omdat het overlevingseffect voor maart al heeft plaatsgevonden.’ Ofwel: deze minder sterke ouders hebben de winter mogelijk niet overleefd.

    Jonge hoornaar

    En dan is het toch tijd om die aller, allerlaatste kasten weg te halen. Fokkema en Tinbergen leggen hun laatste meters af over de brede paden van het militair oefenterrein. Het waait hard en de wind is koud, maar het is boven verwachting droog gebleven. ‘Het valt bijna altijd mee,’ weet Tinbergen.

    Ze wijken van het pad af als tussen de bomen de donkergroene vorm van een nestkast zichtbaar wordt. Een klein stukje tussen de bomen en laverend om dode takken heen en dan zijn ze er. Fokkema licht het deksel en Tinbergen vist de restanten van het hoornaarnest eruit. Hij wroet erin met een mesje en haalt de vergane restanten van een tiental jonge hoornaren tevoorschijn, die het nest nooit hebben verlaten, zelfs al hebben de biologen de kast zo netjes laten hangen.

    Fokkema schroeft de laatste kast van de boom en dat is dan dat. 22 jaar onderzoek van Tinbergen is ten einde. Terug naar de Linnaeusborg.

    De Franse Alpen lonken.