• Cees Sterks: dit gaat werken

    KVI: topinstituut in zwaar weer

    Het Kernfysisch Versneller Instituut (KVI) zit in zwaar weer. Het paradepaardje van de RUG is blijven steken in de jaren zeventig. Concurreren lukt niet meer en atoomknaller AGOR is aan het eind van z’n leven. Een reddingsplan ligt klaar. Of het instituut het daarmee redt is nog onzeker.

    agor-klein

    Agor

    Deeltjesversneller AGOR  werd in 1985 in Parijs gebouwd en tien jaar later in delen naar Groningen gebracht. Het cyclotron nadert inmiddels ‘end of life’.  De interim-directeur is in onderhandeling over verkoop van de deeltjesversneller. Op die manier moeten de sluitingskosten over een paar jaar flink naar beneden worden gebracht.

    In de jaren zeventig was het het neusje van de zalm. Een topinstituut met wereldfaam. Toen de deeltjesversneller op Zernike de eerste atomen afvuurde voor onderzoek naar de structuur van atoomkernen, was kernfysica nog hot. Suikeroom FOM pompte miljoenen in het vakgebied. Mede daardoor stonden de Nederlandse fysici op de tweede plaats van de wereldranglijst.

    Maar dat is meer dan dertig jaar geleden. Begin jaren negentig werd al duidelijk dat FOM voor de laatste keer miljoenen in het instituut zou steken. De geldschieter moest bezuinigen en kernfysica is duur. De grote klap kwam echter toen de subsidiegever in 2004 besloot het onderzoeksgebied helemaal te verlaten.

    Geldkraan

    De wetenschappers werden gedwongen zoveel tijd te besteden aan het verzinnen waar ze geld vandaan konden halen, dat er minder tijd overbleef voor eigen onderzoek. ‘Het instituut dreigde daarna opgedeeld te worden omdat de afdelingen gedwongen werden uit verschillende vijvers te vissen. Het werd een lappendeken’, vertelt hoogleraar technische natuurkunde Jeff de Hosson.

    Het KVI wist de experimenten draaiende te houden met kleine bijdragen. Maar opnieuw gaat de geldkraan dicht.

    Groter, sneller

    Ook het werkveld is veranderd, constateert De Hosson. ‘De atoomknallers zijn tegenwoordig zo groot dat ze niet meer in gewone gebouwen passen. Denk aan de Large Hadron Collider bij Genève en de plannen in Japan voor een International Linear Collider. ‘Wil je blijven concurreren, dan vereist dat een slagkracht die je in je eentje niet kan opbrengen. Je moet zo ongelooflijk veel investeren, dat kan hier helemaal niet.’

    Een subsidieaanvraag in 2011 voor de Zernike Free Electron Laser (ZFEL) – een gezamenlijk project – moest de redding worden, maar dat liep op niets uit. De aanvraag van meer dan 30 miljoen euro werd afgewezen. Een teleurstelling die voor onenigheid zorgde binnen het instituut. ‘Er ontstond veel wrijving tussen de onderzoeksgroepen over het geld. Als banen worden bedreigd, dan krijg je dat’, vertelt interim-directeur Cees Sterks.

    Minder inkomsten, interne verdeeldheid en een mislukt reddingsplan. En daar komt nog bij dat de deeltjesversneller met twintig jaar z’n leeftijdsgrens heeft behaald.

    Meesterplan

    Er moet dus iets gebeuren. ‘We hebben een uitstekend team van technici en wetenschappers die met de deeltjesversneller werken. Maar als je geen versneller meer hebt, moet je toch verzinnen wat je dan kunt doen’, zei oud-directeur Klaus Jungmann eerder.

    Het universiteitsbestuur haalde er daarom RUG-alumnus Reinder van Duinen bij en vroeg hem met een meesterplan te komen. Van Duinen werkte als hoofd van de Ruimteonderzoeksgroep, was president Space Division bij Fokker en voorzitter van het algemeen bestuur van subsidieverstrekker NWO. Een man met veel ervaring, maar zijn aanstelling zorgde voor kritiek. ‘Je laat de toekomst van 120 mensen afhangen van een enkel iemand, die zelf niet met de consequenties hoeft te leven’, zei Jungmann.

    Koekjesbakker

    Toen Van Duinen in september liet weten dat volgens hem het KVI moest worden omgedoopt tot het Zernike Center for Advanced Research Instrumentation (ZCARI) – oftewel lasers en onderzoeksapparatuur bouwen voor anderen – sloeg de vlam in de pan. Het instituut zou een koekjesbakker worden, volgens Jungmann, die op dat moment nog directeur was. ‘Ik ben hier gekomen voor uniek onderzoek en ben later directeur geworden om van het KVI een topinstituut te maken. Ik ben een wetenschapper. Als ik een bestuursfunctie wilde bij een economisch bedrijf, dan had ik niet naar Groningen hoeven komen.’

    Volgens Jungmann leek het rapport doorgestoken kaart. ‘Van Duinen vond het niet nodig om met anderen te praten. Dat laat een vieze smaak achter.’ Z’n kritiek werd niet gewaardeerd door het universiteitsbestuur, dat juist trots was op de plannen voor ZCARI. ‘Ze vonden het plan van Van Duinen interessant. Ze zagen het als een welkome vondst, bevestigt De Hosson. ‘Maar ik begrijp ook niet dat ze het hem in zijn eentje hebben laten doen. Het kwam mij voor als een eenmansgeluid. De kritische geluiden die ik uit de fysicawereld hoorde, klonken er helemaal niet in door. Het was zijn persoonlijke visie. Daar is natuurlijk niets mis mee maar dat moet dan wel zo worden gepresenteerd.’ Niet veel later besloot Jungmann uit z’n functie te stappen en nam econoom Cees Sterks als interim-directeur het stokje van hem over.

    Scenario’s

    Eigenlijk stelde Van Duinen drie scenario’s voor: een nieuw centrum voor wetenschappelijke instrumentatieontwikkeling, voortzetting van het KVI (wat eigenlijk geen optie was) of sluiten. ‘Maar ook dat laatste was geen optie’, vertelt Sterks. ‘Want alleen afbreken en stoppen kost al miljoenen. Het gebouw raak je ook niet zomaar kwijt. En je hebt verplichtingen tegenover 25 promovendi. Die kun je ook niet in de steek laten. Bovendien liggen er voldoende opties om door te gaan.’

    Het KVI moest dus verder. Zou het plan Van Duinen dan iets zijn voor Groningen? Het universiteitsbestuur vroeg drie deskundigen van het KVI en de faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen om dat te onderzoeken.

    Commissie van drie

    De commissie zocht contact met tientallen hoogleraren, subsidieverstrekkers, partners van het KVI en het bedrijfsleven om te onderzoeken of er een markt was voor een nieuw technologisch ontwikkelingscentrum.

    Het kost 10 miljoen om het KVI aan de gang te houden. Een groot deel komt van de universiteit. En ongeveer 2,5 miljoen euro moet uit het bedrijfsleven komen. ‘De conclusie was: wetenschappelijk en industriële instrumentatie daar kun je geen instituut mee in stand houden. Er is te weinig potentie voor. ZCARI is niet levensvatbaar’, vertelt De Hosson,  een van de drie commissieleden.

    Prullenbak

    Op de dag dat het rapport werd ingeleverd, drie maanden nadat de commissie begon, verdween het direct in de prullenbak. De conclusies zijn te negatief, vonden Sterks, FWN-bestuurder Jasper Knoester en het universiteitsbestuur. Even later vertelde Sterks de KVI-medewerkers in de Grote Conferentiezaal dat hij met zijn eigen scenario zou komen.

    De Hosson denkt dat het college van bestuur eigenlijk niet zat te wachten op een gefundeerde en kritische evaluatie. ‘Ik denk dat men te lichtvoetig in een te blijde verwachting van ons rapport was’, zegt hij. Volgens het universiteitsbestuur zagen ze alleen ‘voldoende waardevolle elementen om verder uit te werken.’

    Risico’s

    En dat mocht Sterks doen. Hij besloot de negatieve commentaren te laten voor wat het is en met de positieve punten een eigen plan te ontwikkelen. En dat binnen twee weken. ‘Ik wilde de betrokkenen niet langer dan strikt noodzakelijk in onzekerheid laten.’

    Zijn oplossing: splits het KVI op. Het merendeel van de technici en onderzoekers wordt ingedeeld in het nieuwe Center for Advanced Radiation and Technology (CART), en de rest ondergebracht bij de faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen (FWN).

    CART houdt zich bezig met wetenschappelijk onderzoek en technologische ontwikkeling. De rest wordt mogelijk bij FWN samengebracht in een onderzoekgroep Quantum Universe die zich bezig houdt met elementaire deeltjes, de vorming van sterrenstelsels en het ontstaan van het heelal.

    Met CART blijft een groot deel van het KVI bestaan. Dat kan omdat het universiteitsbestuur heeft aangegeven nog ieder jaar 4,2 miljoen in het instituut te willen stoppen. Daarnaast wordt er onder meer druk onderhandeld met GSI, ruimtevaartorganisatie ESA en ruimteonderzoeksinstituut SRON. AGOR nadert zijn ‘end of life’ maar dat is volgens Sterks geen probleem. ‘Ik heb begrepen dat er wel wat risico’s zijn. Maar die zijn niet veel groter dan voorheen. Het ergste dat er kan gebeuren is uitval van elektriciteit. Dan ligt ‘ie er misschien een paar dagen uit, maar dat zou tien jaar geleden ook het geval zijn geweest. Dat is bij wetenschappelijk onderzoek geen probleem.’

    Enige redding

    AGOR moet het nog even volhouden om onderzoekers en technici voldoende tijd te geven voor het échte reddingsplan: een centrum voor protonentherapie bij het UMCG. Het is een idee dat al langer rondzingt binnen het KVI en dat door de commissie van drie als enige reddingsmogelijkheid wordt aangedragen.

    Protonentherapie is een behandelingsmethode voor tumoren, die veel minder schade veroorzaakt in het omringende weefsel dan de huidige fotonentherapie. Het centrum kost 100 miljoen euro en zou ongeveer 1000 patiënten per jaar behandelen., waarvan de eerste in 2017. De technici en wetenschappers van het KVI kunnen de versneller bij het UMCG bouwen en beheren. Daarnaast zou er een onderzoeksfaciliteit moeten komen met een eigen versneller, waar – zonder de patiëntenbehandeling te storen – onderzoek kan worden gedaan.

    De Hosson vindt de splitsing niet gezond. Volgens hem durft Sterks niet te kiezen. ‘Protonentherapie heeft focus, waar je internationaal een deuk mee in een pak boter kunt slaan en kunt publiceren in de beste tijdschriften. Groningen zou weer een eigen rol kunnen spelen. Het is niet duidelijk wat het wetenschappelijk profiel is van CART. Er worden mensen overgebracht naar FWN, maar ze doen nog wel wat in CART. Daarmee zeg je eigenlijk we gaan door met het KVI. We blijven steeds met hetzelfde bezig.’

    Overname personeel

    Daarnaast zijn er veel te veel onzekerheden, zegt De Hosson. ‘Dat de KVI-medewerkers kunnen worden ondergebracht bij FWN moet nog blijken. ‘Er staan veel aannames in. Ik vind dit toch een beetje een wensenplan en geen echt business plan voor CART . Er wordt immers niet aangetoond dat er überhaupt een markt bestaat met dringende behoefte aan een wetenschappelijk instumentarium.’

    Sterks geeft toe dat de overname van personeel door FWN nog een lastig punt is. De melding voor de reorganisatie, die deze week naar de universiteitsraad zou gaan, is mede daarom uitgesteld. ‘De faculteit wil eerst bekijken waar de mensen passen in de organisatie. Daar zijn intern meningsverschillen over. FWN wil geen nieuwe onderzoekslijnen ontwikkelen, ze moeten in de bestaande passen. En dat gaat niet ongezien.’

    Daarnaast is nog niet duidelijk of het centrum voor protonentherapie er wel kan komen. Dat is sterk afhankelijk van het kabinet dat voor de zomer moet besluiten of  de behandeling wordt opgenomen in het zorgverzekeringspakket. Alleen dan is het te betalen. ‘Ik acht de kans ruim boven de 90 procent’, reageert Sterks. ‘Maar de kans dat ook de researchfaciliteit er komt is kleiner. Die moet mede gefinancierd worden door provincie en het bedrijfsleven. En het bedrijfsleven ligt lastig. Als dat niet lukt, dan komt de researchfaciliteit er niet. ’

    Nieuwe directeur

    Het kost zeker vijf jaar voordat het nieuwe instituut zich kan bewijzen. Als de politiek en het bedrijfsleven tenminste niet eerder roet in het eten gooien. Sterks zal de start niet van dichtbij meemaken. Hij gaat in januari met pensioen. In oktober moet er een nieuwe directeur voor CART zijn. Sterks heeft er in elk geval alle vertrouwen in dat zijn plan het gaat redden. ‘Nederland is een diensteneconomie. Maar daar red je het niet meer mee. Je moet ook dingen maken. Je hebt apparatuur nodig. Dat is de toekomst van wetenschap. Instrumenten, lasers, tijdmetingen, alles wordt steeds preciezer. En daar ligt een mooie rol voor CART.’