• Wendy

    Goudvis

    Onrustig heen en weer schuiven op de stoel. Een blik op de klok laat zien dat de tijd nog niet voorbij is. Dus nog een vraag. ‘Uhmmmm.’

    Stilte. Ik kijk op van mijn papieren die ik aan het lezen was, ergens achterin. De kandidaat staart de zaal in, de wanhoop staat in zijn ogen te lezen. Wat is het antwoord?

    Gedurende mijn PhD ben ik naar een aantal verdedigingen geweest. Ik ben inmiddels niet meer onder de indruk van de streng kijkende mannen in zwarte gewaden met hoedjes, de pedel met zijn loodzware staf of de muurschilderingen en glas-in-lood ramen in de Aula van het Academiegebouw. Ik ken de routine: staan, zitten, buigen als een knipmes. Ook het onderzoek begrijp ik niet altijd en zeker niet op het niveau waarop gediscussieerd wordt. Een interessant schouwspel om te zien, maar in een onbegrijpelijke taal opgevoerd.

    De kandidaat heeft inmiddels de zweetdruppels op zijn voorhoofd, de pauzes tussen zijn zinnen worden steeds langer en zijn antwoorden lijken nauwelijks meer verband te houden met de gestelde vragen. Natuurlijk wil hij zo laten zien wat hij de afgelopen vier jaar onderzocht en geleerd heeft, dat zit nu een eenmaal in de aard van de wetenschapper. Daarom worstelt hij zich vraag voor vraag naar de verlossende woorden: hora finita.

    Maar als je daar eenmaal zit, staat er eigenlijk niets meer tussen jou en je titel. Alleen als je drie kwartier voor je uit staart zonder iets te zeggen, flauw valt voordat je de eerste vraag hebt beantwoord of een spreekbeurt houdt over je goudvis bestaat er de mogelijkheid dat je niet als doctor de zaal verlaat. Tenminste… dat is wat iedereen zegt.

    Dus waarom maak ik me zorgen om de verdediging van mijn eigen proefschrift, die langzaam dichterbij kruipt? Waarom zit ik me daar plaatsvervangend op te vreten?

    Ik praat hardop met mezelf, ben nog nooit flauw gevallen en ik heb niet eens een goudvis, dus het zou goed moeten komen.

    Het is net een bevalling. Even doorzetten, maar je hebt er je leven lang plezier van…

    Wendy Docters werkt als oio bij het Kernfysisch Versneller Instituut

    Foto Reyer Boxem