• De          mysterieuze      UB-roof

    'Ik moet met je praten,' zei zijn vrouw. En Maarten besloot tot misdaad. Een verhaal over de diefstal van 10 mei die nog altijd niet is opgelost.


    Maarten de Vries had besloten tot misdaad.

    Het was geen keuze die in zijn aard lag. Hij was een toegewijde echtgenoot en vader, hij bezorgde de post op tijd en pakte de poep van zijn hond op met een zakje. Wanneer zijn vrouw de telefoon opnam zei ze: ‘Met mevrouw De Vries.’ Zijn zoon stond gemiddeld een zes op school en sprak met twee woorden. Het was een voorspelbaar leven en dat was goed.

    De dag was begonnen zoals altijd: Maarten ging een uur eerder van bed dan zijn vrouw en zoon om ontbijt te maken. Hij trok zijn uniform en werkschoenen aan, kookte eieren, sneed kadetjes en legde plakjes kaas klaar. Buiten floten vogeltjes en Maarten floot mee. Zijn vrouw kwam aan de keukentafel zitten en zijn zoon, die ook Maarten heette, stortte zich op de kadetjes. Zij nam niets.

    ‘Ik moet met je praten,’ zei ze.

    ‘Waar moeten we over praten?’

    ‘Het gaat over jou. Ik ga bij je weg.’

    Maarten jr. brak de schaal van een gekookt ei op zijn bord.

    ‘Ik heb iemand anders.’ Ze keek op de klok. ‘Volgens mij moet je aan het werk. We bespreken het later wel.’

    ‘Heb je ook zout?’ vroeg Maarten jr.

    ★★★

    Op zijn werk sorteerde Maarten de post, daar hadden ze op zijn kantoor geen machines voor. Razendsnel gooide hij de enveloppen in de vakjes – eerst de kleine enveloppen, dan de grote. Een van zijn collega’s kwam naar hem toe. ‘Heeft Christine je ‘t al verteld?’ Maarten keek niet op. Hij gooide de brieven steeds sneller in hun vakjes, om te kijken hoe snel hij kon, om zichzelf te testen.

    Later fietste hij door de stad met te veel brieven in zijn tas. Hij kende de straten en bezorgde het liefst post in het centrum van Groningen; daar was het meest te zien. Vandaag zag hij alleen getrouwde stelletjes lopen. Waarom ging zijn vrouw bij hem weg? Ze hadden het toch goed?

    Hij zette zijn fiets in de Poststraat – daar moest hij altijd om lachen. De camera bij de Universiteitsbibliotheek registreerde een massa mensen, Maarten kon zichzelf niet eens onderscheiden in die massa. Bij de balie gaf hij het pakketje af. ‘Post,’ zei hij. Met een kort knikje nam de portier het van hem aan.

    Toen Maarten weer terug wilde gaan naar zijn fiets bedacht hij zich. Hij volgde een groep studenten de trappen op en kwam bovenin het gebouw, bij de kantine. Daar ging hij zitten – hij had een pauze verdiend. Nog nooit had hij een pauze zo verdiend.

    Tegenover hem ging een vrouw een kantoortje in, hij kon door het raampje in de deur kijken. Hij keek naar de jonge meisjes met de knotjes bovenop hun hoofd, maar zonder lust. Hij keek naar de jongens met het achterovergekamde haar, maar zonder afgunst. Hoe lang kende hij Christine al? Ze waren van dezelfde leeftijd geweest als de studenten, kinderen nog. Hun huwelijk was een optelsom: logica. De meest gelukkige tijd die Maarten zich kon herinneren was hun huwelijksreis naar Florence. Ze dronken spritz bij de Ponte Vecchio, daarna kuste hij haar bittere mond.

    Hij moest een groots gebaar maken. Maarten de Vries had besloten tot misdaad.

    ★★★

    Rond sluitingstijd wachtte hij op een van de toiletten. Iemand kwam de ruimte controleren, maar die liep hem zo voorbij. Het licht ging uit en Maarten wachtte. ‘Kom op,’ zei hij uiteindelijk tegen zichzelf. ‘Gaan.’

    Hij liep regelrecht naar de kantine, naar de deur met het raampje. Door het glas keek een poster van Marilyn Monroe hem lonkend aan, maar de deur zat op slot. Even keek hij rond – hij moest het glas inslaan. Of intrappen. Eindelijk kwamen zijn werkschoenen met stalen neuzen van pas.

    De eerste keer dat Maarten trapte bezeerde hij zichzelf. Hij werd kwaad en trapte door. Nog een keer. Nog een keer. Stukje bij beetje begon het glas mee te geven, hij voelde het. Nog een keer. Ja – het lukte – hij was door het glas heen. Hij stak zijn arm door het gat en draaide het slot om. Happy birthday, mister president.

    Hij doorzocht de laden van het bureau en haalde een kleine, zware kas uit de onderste lade. Maarten stopte het in zijn schoudertas – en nu? Door de kantine, naar het terras. Het was de enige weg.

    Toen hij de deur naar het terras opende klonk een luide sirene – in paniek begon Maarten te rennen, zijn tas tegen zich aangedrukt, hij moest snel zijn. Hij kon niet gepakt worden. Hij moest naar Florence.

    ★★★

    Hij rende over het platte dak en sprong naar het naburige dak.

    Daar bleef hij kort liggen, de schoudertas tegen zijn borst geklemd. Florence. Ponte Vecchio. Maarten hoorde de sirene nog steeds achter zich loeien. Hij zwaaide zijn benen over de rand van het gebouw en keek uit op het Universiteitsmuseum. Er was een regenpijp.

    Een paar stappende studenten zagen een postbode door de Oude Boteringestraat fietsen, een schoudertas tegen zich aan geklemd, te veel post in zijn fietstas.

    ★★★

    Thuis vroeg niemand waar hij geweest was. Ze hadden een prettig, voorspelbaar weekend en Maarten verheugde zich op zijn verrassing; het lukte hem om niets te verklappen. Op maandagmiddag was hij om klokslag een uur bij het reisbureau om een week Florence te boeken. ‘Ik wil mijn vrouw verrassen,’ zei hij. Om twee uur stapte hij zijn keuken in. Er stond een lunch op tafel, zijn zoon zat te kauwen.

    ‘Waar is je moeder?’

    ‘Slaapkamer.’

    In de slaapkamer stond zijn vrouw tassen in te pakken. ‘Waar ben jij geweest?’ vroeg ze. Maarten stak zijn hand dieper in zijn jaszak en voelde de kaartjes.

    ‘Ik was…’ begon hij – maar zijn collega kwam uit de badkamer.

    ‘Heb je alles?’

    Ze pakte haar tas, gaf Maarten een zoen op zijn wang en verliet de slaapkamer. De collega legde zijn hand op Maartens schouder.

    ‘Het is niets persoonlijks,’ zei hij.

    ★★★

    Maarten wilde zijn vrouw achterna. Haar vertellen over de spritz, de Ponte Vecchio. Hij durfde niet. Hij bleef staan, luisterde hoe de voordeur sloot en deed niets.

    Zijn zoon zat weer achter de computer. Maarten ging naar de keuken en at een hardgekookt ei.