• In de nesten...

    Simon Verhulst en zijn team halen vogelnesten uit. Elk jaar weer. Maar het is voor het goede doel. Daardoor weet hij nu bijvoorbeeld dat je sneller dood gaat van hard werk.


    Ze moeten zich kapot geschrokken zijn, die kauwen. Komen ze terug in hun nestkast nr. 105, koud een dag nadat ze vier prachtige eieren hebben uitgebroed, met een krop vol insecten en wormen. En sperren er ineens zés kuikens hun keeltjes naar hen open.

    Maar ze laten niks merken. Ze trekken hun eigen kuikens niet voor en lijken ook niet overstuur over de verandering. Ze gaan wel harder werken. Want als je zeven jongen wilt groot brengen, moet je nu eenmaal harder pezen dan met vijf. En die kuikens groeien als een malle. Op dag vijf wegen ze nog maar zo’n 10-15 gram, maar op dag tien kan dat zo het tienvoudige zijn.

    De buren, het kauwenstel van kast 107, twee bomen verderop, hebben het een stuk makkelijker. Die hadden ook vier eieren uitgebroed. Maar zij vonden diezelfde ochtend nog maar twee kuikens. Zij kunnen nu rustig aan doen.

    ‘Die kuikens koelen razendsnel af, dus je moet ze warm houden’
    ‘Die kleine is er de volgende keer misschien niet meer’

    Bioloog Simon Verhulst bezorgt de kauwen uit zes kolonies in de omgeving van Glimmen elk jaar zo’n verrassing. Al negen jaar op rij. En op die manier verzamelt hij nu een unieke set gegevens waarmee hij veroudering onderzoekt. ‘Dit soort onderzoek wordt vaker gedaan, maar meestal met data over één jaar. Dat maakt dit meerjarenonderzoek bijzonder’, zegt hij.

    Hij begon met twee kolonies in 2005. Inmiddels zijn er een paar afgevallen – niet alle plekken zijn even geschikt – en kwamen andere er bij. Maar een ding blijft hetzelfde: de ene helft van de broedparen krijgt er jaarlijks twee kuikens bij. De andere helft heeft twee kuikens minder dan ‘verwacht’. Belangrijker nog: het zijn elk jaar dezelfde vogels die met grote nesten worden opgezadeld of juist kleine.

    Verhulst doet dat natuurlijk niet om de kauwen te pesten. Hij wil weten wat voor invloed dat harde werken – of juist niet – van de vogels heeft op de overlevingskansen van jongen én ouders. Hij onderzoekt daarvoor onder andere telomeren – stukjes DNA die korter worden in de loop van je leven.

    Nesten manipuleren

    Wat blijkt? ‘Vogels die opgroeien in zo’n hard-werkend nest verliezen meer telomeerlengte in de eerste weken van hun leven’, zegt Verhulst. En dát – blijkt uit een artikel dat Verhulst en medeonderzoekers Jelle Boonekamp en Dijkstra onlangs publiceerden in toptijdschrift Proceedings of the Royal Society – hangt samen met hun overlevingskans. Verhulst ziet zo’n twintig procent van de kuikens als volwassen broedvogels in de kolonie terug. En dat zijn er duidelijk meer van de relaxte kant, dan van de stresskant.

    Dat betekent overigens níet dat korte telomeren betekenen dat je snel doodgaat. ‘Het lijkt er juist om te gaan hoeveel verlies er is’, zegt Verhulst.

    Hij houdt de ontwikkeling van ouders en kinderen strak in de gaten. Op dag 5 na het uitkomen van de eieren manipuleren hij en zijn medeonderzoekers de nesten. Op dag 10, 20 en 30 worden de dieren gemeten en gewogen. Tweemaal, aan het begin en het einde van de periode wordt er bloed afgenomen om de telomeren in te meten. De kuikens worden geringd en eens per jaar worden ook de ouders gevangen en onderzocht.

    Vandaag is het dag tien. Verhulst en collega Cor Dijkstra rijden langs vijf kasten op vier verschillende plekken. Een stevige ladder ligt op het dak van de auto; achterin een weegschaaltje, een iPad en een plastic bakje.

    Twee reeën kijken toe vanuit het aangrenzende weiland als Verhulst de ladder tegen een boom zet en omhoog klimt. Een schreeuw van een volwassen kauw. ‘Ze slaan alarm’, zegt Verhulst. Of het de ouders zijn van de kuikens in de kast die hij nu openmaakt, weet hij niet. Verder laten de vogels zich in elk geval niet zien.

    De oogjes zijn nog dicht

    Verhulst haalt alle zes kuikens uit kast 105 en brengt ze naar de auto die hij voor de kolonie geparkeerd heeft. Een voor een legt hij ze in het bakje om te zien hoe zwaar ze zijn en te controleren op parasieten. 109 gram weegt het eerste beestje, dat zich de behandeling rustig laat aanleunen. ‘Dat is wel anders als ze ouder worden’, grinnikt Verhulst. Nu zijn de oogjes nog dicht en is het weinig meer dan snavel en buik. ‘Én poot’, zegt de bioloog. ‘Dat is alles wat ze nodig hebben: een snavel om te bedelen, een buik om te verteren en stevige pootjes om omhoog te kunnen komen om het voedsel te ontvangen. De rest komt later.’

    Hij meet het pootje met een schuifmaat – gewicht zegt immers niet alles – en dan gaan ze terug in een warme mensenhand. ‘Ze koelen razendsnel af, dus dat is nodig’, legt Dijkstra uit, terwijl hij de metingen van Verhulst noteert.

    Een van de vogeltjes weegt maar 68 gram. Erg weinig. ‘Die is er de volgende keer misschien niet meer’, zegt Dijkstra.

    Voelen ze zich daar niet schuldig over? ‘Vermoorden’ ze het beestje niet, doordat de ouders zo hard moeten werken en niet alle kuikens optimaal kunnen voeden? Verhulst denkt van niet. Sterker, doordat hij nestkasten ophangt, geeft hij de vogels een plek om zich voort te planten die ze normaal niet hebben. ‘Kauwen hebben een holte nodig en die zijn er niet zo veel.’

    Grijzig kopje

    Voor de helderheid: een kauw – dat is dus een kleine kraaiachtige met een grijzig kopje. Geen kraai die in zijn eentje in een boom nestelt. En al helemaal geen roek die in grote kolonies in boomtoppen woont en waar mensen vaak over klagen.

    Het onderzoek van Verhulst en zijn team maakte onderhand voldoende duidelijk dat zo’n groot gezin bij zowel de ouders als de jongen de sterftekans vergroot. Maar de biologen zijn nog lang niet klaar. Want hoe het komt dat die jongen minder overleven, weten ze niet. Komt dat door het telomeerverlies zelf, of is telomeerlengte alleen een ‘marker’- een meetbare factor die ermee samenhangt?

    Die vragen gaan de kauwtjesonderzoekers de komende tijd te lijf. Verhulst ontving afgelopen najaar subsidie voor vervolgonderzoek, dat intussen is opgestart. Op dit moment rijdt post-doc Jelle Boonekamp – die vorige maand promoveerde op kauwenonderzoek – al langs kauwenkolonies om bloed af te nemen bij kuikens. ‘We gaan daarin kijken naar oxidatieve stress. Zeg maar: vrije radicalen’, zegt Verhulst. Ook zoeken ze naar de aanwezigheid van stresshormonen als corticosteron. ‘Wat bij mensen cortisol is.’

    Extra interessant, omdat het verouderingsproces bij mensen en vogels behoorlijk vergelijkbaar is. En wie wil niet weten hoe we eventueel langer kunnen leven? Verhulst verheugt zich er nu al op. ‘Daar gaan nog mooie dingen uitkomen’, zegt hij tevreden.

    De kuikens in het nestkastje zien? Bekijk het filmpje.