• Verliefd op lichaamstaal

    Zie dat lijf eens praten!


    Probeer eens te praten zónder gebaren. Je zult merken hoe moeilijk dat is. Gebaren vormen een fundamenteel deel van de menselijke communicatie, zegt Kashmiri Stec. Je handen helpen je zelfs om een lastig wiskundeprobleem op te lossen.
    in het kort

    Linguïst Kashmiri Stec is al sinds haar studententijd gefascineerd door de complexiteit en schoonheid van gebaren- en lichaamstaal.

    Gebaren is geen extraatje als het gaat om communicatie. Het maakt er fundamenteel deel van uit, ontdekte ze.

    Iedereen gebaart, niet alleen Italianen of Zuid-Amerikanen. Het enige verschil is dat sommige mensen groter gebaren, terwijl anderen het dichter bij hun lichaam doen.

    Mensen gebruiken niet alleen hun handen, hun hele lichaam doet mee: hoofd, torso, zelfs de ruimte om je heen speelt een rol.

    Stec focuste op een specifiek deel van lichaamstaal: wat er gebeurt wanneer we iets of iemand citeren.

    Net als gebruikers van gebarentaal, maakt iedereen gebruik van een ‘role shift’ wanneer we citeren. Mensen ‘acteren’ de persoon die ze citeren.

    Gebaren wordt niet onderwezen op school. Het voegt echter een extra communicatielaag toe die erg handig kan zijn, voor afasiepatiënten bijvoorbeeld, maar ook voor politici en verhalenvertellers.

    Volledige versie 

    Leestijd: 8 minuten (1218 woorden)

    Ze was niet meer dan een bachelorstudente aan de UC Berkely, toen ze smoorverliefd werd. Niet op een jongen die ze zojuist had ontmoet. Nee, Kashmiri Stec was een kamer binnengelopen waar linguïsten, antropologen, cognitiewetenschappers en zelfs musicologen zich bezighielden met lichaamstaal en gebaren. Ze analyseerden video’s van pratende mensen en discussieerden over wat ze hadden gezien.

    Dat was het moment waarop Stec ontdekte dat de woorden en semantiek die ze tot dat moment had bestudeerd maar een deel waren van de menselijke communicatie. Ze zag hoe het hele lichaam in actie komt wanneer we praten en hoe we zelfs de ruimte eromheen gebruiken. ‘Het was absoluut prachtig’, zegt ze, nog altijd vol bewondering, ook al is het moment inmiddels alweer jaren geleden. ‘Vooral de sprekers van gebarentaal kunnen hun lichaam en de ruimte zo precies gebruiken. Ik was diep geraakt toen ik zag wat er allemaal mogelijk is, welke nuances gebaren kunnen aanbrengen en welke beelden ze kunnen oproepen. Het was ongelofelijk!

    Grotere gebaren

    Veel mensen denken dat gebaren een extraatje zijn. Het ziet er leuk uit en kan handig zijn in bepaalde gevallen, maar daar blijft het bij. Niet waar, zegt Stec, die deze week haar PhD krijgt voor onderzoek naar de manier waarop mensen lichaamstaal gebruiken wanneer ze iets of iemand citeren. ‘Het is een fundamenteel onderdeel van de menselijke communicatie. Maar de taal van woorden wordt onderwezen op scholen, terwijl we gebaren gewoon gebruiken.’

    Gek, als je er goed over nadenkt, want iedereen gebruikt het. Het is een mythe dat sommige mensen – zoals Italianen – heel veel gebaren, terwijl Japanners of Scandinaviërs het helemaal niet doen. ‘Italianen gebruiken alleen grotere gebaren en meer ruimte, terwijl Japanners dicht bij hun lichamen blijven.’

    Stec is zelf de belichaming van haar betoog. Elk woord, elke opmerking begeleidt ze met een beweging van haar handen – ‘prachtige dingen, die handen. Ze hebben van die geweldige bewegende delen, de vingerkootjes, die waanzinnig veel mogelijkheden hebben’ – opgetrokken wenkbrauwen of een een beweging van het hoofd. ‘Als je iets bestudeert, gaat het deel van je uitmaken.’ Toch ziet ze er nooit hyperactief of zenuwachtig uit, alleen expressief.

    ‘Ik vind het heerlijk om zonder woorden te communiceren’, zegt ze. ‘Afgelopen kerst was ik terug in San Francisco en we gingen met mijn moeder kerstversieringen bekijken, net toen de rest van de stad dat ook deed. Je kon niets verstaan, maar we moesten wel bespreken waar we heen moesten. Ik keek gewoon naar mijn moeder – wenkbrauw omhoog, wijzend – en ze had het helemaal door. Maar mijn arme vriendje is nog lang niet gewend aan dergelijke communicatie. Hij heeft echt taal nodig.’

    Je hoofd schuin

    Gedurende haar onderzoek focuste Stec op één specifiek onderdeel van lichaamstaal: ze wilde weten wat er gebeurt wanneer we een verhaal vertellen en iets of iemand citeren. We weten al dat gebruikers van gebarentaal role shift gebruiken: ze ‘spelen’ de persoon die ze citeren door oogcontact te verbreken en ergens anders heen te kijken, hun lichaam anders te positioneren en te gaan gebaren vanuit het perspectief van die ander. ‘Het ziet er totaal anders uit.’

    Stec ontdekte dat role shift niet alleen voorbehouden is aan gebruikers van gebarentaal. ‘Wanneer je binnenloopt bij het juiste Nederlandse gesprek, zie je het ook. Of wanneer je naar Ted-talks kijkt. Het is een prachtige narratieve strategie waarbij je verschillende aspecten van de persoon die je citeert kunt laten zien. Als iemand citeert, gaat er altijd een lichamelijke handeling mee gepaard.’

    Soms zijn die overduidelijk en doet het hele lijf mee: gezicht, torso, handen. In andere gevallen is het subtieler. ‘Misschien verleg je je blik een beetje, of houd je je hoofd een tikje schuin’, zegt Stec.

    Toen haar onderzoek startte, verwachtte ze nog dat sommige mensen meer gebaren dan anderen, of vrouwen meer dan mannen. Ze had zelfs video’s gezien waaruit dat bleek. Maar toen ze de filmpjes beter bestudeerde, bijna beeldje voor beeldje, ontdekte ze dat ze het mis had. ‘Het enige dat uitmaakt, is of er wel of niet een citaat is en wat voor soort citaat het is.’

    Stem veranderen

    Wel ‘spelen’ mensen meer wanneer ze fictief citeren – wanneer ze een verhaal vertellen over een pratende kop koffie, of als ze een dier quoten. Waneer ze een dialoog weergeven, gaat de role shift heen en weer, en krijgt vooral de ‘ander’ veel drama mee. Mensen maken zichzelf groter of kleiner, of veranderen hun stem of postuur. ‘We gebruiken zelfs gebaren om een probleem op te lossen. Het gebruik van je handen helpt met een lastig wiskundeprobleem of een moeilijke redenering’, zegt Stec.

    Dat is prachtig om te zien, vindt ze. Onderzoek van haar collega’s concentreert zich meestal op handen, maar als je goed kijkt, gebeurt er veel meer. Níet gebaren lijkt zelfs onmogelijk. ‘Ik wens je veel succes’, lacht ze.

    Een van Stecs favoriete experimenten plaatst twee mensen in een kamer met de opdracht om op hun handen te gaan zitten. ‘Maar dan beginnen ze met hun neus te wijzen, of hun hoofd of schouder. Sommige mensen gebruiken zelfs hun voeten. Ze worden erg creatief. Ze moeten zich op een of andere manier uitdrukken.’

    Apen gebaren ook

    Lichaamstaal lijkt bovendien veel dieper verankerd te zijn in de mens dan spraak. Als gebaren en spraak niet overeenstemmen – bijvoorbeeld wanner je zegt: ga naar rechts, maar je wijst naar links – dan heeft het het gebaar gelijk. ‘Primaten gebaren op vergelijkbare manier als mensen en ze kunnen ook basale gebarentaal leren, maar hun stembanden zijn onvoldoende ontwikkeld om te kunnen praten.’

    Toch leren we het niet op school – niet als je geen acteur bent. Jammer, want de extra communicatielaag kan handig zijn. Afasiepatiënten hebben bijvoorbeeld vaak moeite om woorden te vormen. Stec zag video’s waaruit duidelijk blijkt dat ze hun lichaam als vervanging gebruiken en hoe goed andere mensen de extra informatie oppikken.

    ‘Je kunt het ook gebruiken bij het spreken voor publiek’, zegt Stec. ‘Denk aan Ted-talks. Hoe narratiever het verhaal, hoe meer mogelijkheden er zijn om je lichaam te gebruiken.’

    ‘Ze lijken andere mensen’

    Tegelijk kan lichaamstaal tegen je werken. Dat zie je als een politicus zich niet op zijn gemak voelt tijdens een interview, of zich aangevallen voelt. ‘Ze leunen voorover, raken soms de interviewer aan en proberen de ruimte te domineren. Ze zitten voortdurend in de ruimte van de ander en dat voelt heel ongemakkelijk’, zegt Stec.

    Training kan dat voorkomen. Een vriendin van Stec oefent lichaamstaal met politici – sociaal-democraten, dus haar eigen partij. ‘Ze leert hen hoe ze beter met hun lichaam kunnen communiceren. In de voor- en na-video’s zie je duidelijk het verschil. Ze lijken andere mensen.’

    Toch is er nog heel veel dat we niet weten. Gesproken taal heeft handboeken, grammatica en vaste regels, maar lichaamstaal niet. ‘We bestuderen video’s en we leren, maar er zijn zoveel mogelijkheden. De precisie van gesproken taal, de manier waarop woorden, zinnen, geluid en ideeën verband met elkaar houden, die kennen we gewoon nog niet.’

    Het onderzoek dat er tot nu toe is gedaan, focust op wat mensen doen. Nieuw onderzoek zou kunnen gaan over hoe mensen reageren. En dan komen we in de richting, denkt Stec. ‘Als je die nauwkeurigheid een keer te pakken hebt, dan zou je lichaamstaal in scholen kunnen onderwijzen.’